Verering

Een zielseigenschap die voor de ontwikkeling van de mens van heel bijzondere betekenis is: het gevoel dat verering (devotie) genoemd wordt. Wie dit gevoel aankweekt of het door een gelukkige gave van de natuur al bezit, heeft daarin een goede basis voor zijn bovenzinnelijke kenvermogens. Wie als kind of in zijn jeugd met innige bewondering naar mensen kon opzien die voor hem de belichaming waren van hoge idealen, heeft iets in de bodem van zijn ziel waarin bovenzinnelijke kenvermogens zeer goed kunnen gedijen. En wie als gerijpt mens in zijn latere leven naar de sterrenhemel kijkt en daarin met onvoorwaardelijke overgave en bewondering de openbaring van hoge machten voelt, die maakt zich daardoor al rijp voor inzichten in de bovenzinnelijke wereld. Hetzelfde is het geval bij iemand die in staat is de krachten te bewonderen die in het menselijk leven werken. En van grote betekenis is het wanneer we ook nog op rijpe leeftijd tot in de hoogste gradaties verering voor andere mensen kunnen voelen, wier waarde we vermoeden of menen te kunnen zien. Alleen daar waar een dergelijke verering bestaat kan een venster op de hogere werelden opengaan. Wie geen verering op kan brengen, zal op zijn weg naar kennis beslist niet ver komen. Voor wie niets in de wereld erkenning wil geven, blijft het wezen van de dingen een gesloten boek.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS (bladzijde 364-365)

Nederlandstalige bron: De wetenschap van de geheimen der ziel / Inzicht in hogere werelden (Over de inwijding of initiatie) – (blz. 265-266)

Vertaald door Wijnand Mees

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten

© 1998 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen

Tweede druk 2004 / Derde druk 2011 / Vierde druk 2019 

PS. Laatste zin in originele Duitse tekst: Wer nichts in der Welt anerkennen will, dem verschließt sich das Wesen der Dinge.

Vertaling Wijnand Mees: Voor wie niets in de wereld erkenning wil geven, blijft het wezen van de dingen een gesloten boek.

Vertaling Frits Wilmar: Voor hem, die niets in de wereld wil waarderen, verbergt zich het wezen der dingen.

Ik vind de vertaling van deze zin door Frits Wilmar beter. 

748x1200

Ik moet zeggen dat ik Kant begrijp, want anders zeggen anderen dat ik dom ben

Er bestaat vandaag de dag nog altijd die eigenaardige verering van alles wat gedrukt is. En sinds door de “Universalbibliothek” Kant uitgegeven is – ik heb hem alleen daardoor kunnen lezen, want anders had ik hem toen niet kunnen kopen; maar daar was Kant goedkoop, ondanks dat die boeken zo dik zijn -, sinds die tijd is eigenlijk nog meer de duivel los met Kant dan vroeger, want sindsdien leest iedereen Kant. Dat wil zeggen, ze lezen de eerste bladzijde, maar ze snappen er niets van

Dan horen ze dat Kant “de keizer van literair Duitsland” is; daardoor denken ze: Potverdorie, we weten nu wat van Kant, dus zijn we zelf ook knappe, intelligente  mensen! – En de meesten van hen zijn ook wel zo dat ze toegeven: Ja, ik moet zeggen dat ik Kant begrijp, want anders zeggen de anderen dat ik dom ben als ik Kant niet begrijp. – In werkelijkheid begrijpen de mensen niets van hem, maar ze geven het niet toe; ze zeggen: Die Kant moet ik begrijpen, want hij is zeer slim. Ik begrijp iets heel intelligents, als ik Kant begrijp! Dan maakt dat ook indruk op de mensen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 353 – Die Geschichte der Menschheit und die Weltanschauungen der Kulturvölker – Dornach, 14 mei 1924 (bladzijde 244-245)

Eerder geplaatst op 9 juli 2017  (3 reacties)

Immanuel-Kant

Immanuel Kant (1724 – 1804)

Gebrek aan achting, antipathie, onderschatting van het waardeerbare brengen het kennend vermogen tot verlamming en verval  

Het valt de mens aanvankelijk niet licht aan te nemen dat gevoelens als eerbied, achting enz. van betekenis zijn voor zijn kenvermogen. De reden daarvan ligt in ’s mensen geneigdheid om zich dit laatste als een op zichzelf staand vermogen voor te stellen, geen verband houdende met het overige zielengebeuren. Men vergeet daarbij dat het de ziel is, die de gave van het kennen bezit. En voor de ziel zijn gevoelens hetzelfde wat voor het lichaam de voedingsstoffen zijn.

Geeft men het lichaam stenen in plaats van brood, dan komt zijn werkzaamheid tot stilstand. Zo is het ook met de ziel. Voor haar zijn gevoelens van verering, van achting en devotie voedende stoffen, die haar sterk en gezond maken, bovenal haar kracht geven om tot inzicht te komen. Gebrek aan achting, antipathie, onderschatting van het waardeerbare brengen het kennend vermogen tot verlamming en verval. […]

De verering wekt in de ziel een kracht van sympathie, waardoor eigenschappen van het ons omringende die anders verborgen blijven tot ons worden getrokken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 10 – Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten? (bladzijde 25)

Vertaling overgenomen uit de vierde druk van de Nederlandstalige uitgave (bladzijde 21-22)

Eerder geplaatst op 2 maart 2015

Zonder verering komt geen mens ooit tot kennis

Zonder verering komt geen mens ooit tot kennis. Iemand kan nog zo’n scherp verstand of indringend vernuft bezitten, of zelfs schemerachtige helderziende krachten ontwikkeld hebben – tot echt, waar inzicht dringt men niet door zonder dat wat men grote verering noemt. Want de ware kennis kunnen ons alleen die wezens geven die in hun ontwikkeling de mensheid ver vooruit zijn gegaan. Iedereen geeft toe dat de individuele mensen verschillend ver zijn ontwikkeld. In onze materialistische tijd erkent men dat misschien niet zo graag, maar zekere verschillen kunnen niet worden betwist. Maar de meesten zijn wel van mening dat hun kennis al het hoogste is. Dat er nog hogere wezens zijn, die boven Goethe en Franciscus van Assisi uitgaan, dat zal men niet zo gauw toegeven. Niettemin is dat de basisvoorwaarde voor werkelijke kennis. Niemand bereikt die, als men niet deze grote verering heeft, welke door de nivellerende beschouwing van onze tijd geheel verloren is gegaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 96 – Ursprungsimpulse der Geisteswissenschaft – Berlijn, 7 mei 1906 (bladzijde 55)

Eerder geplaatst op 2 september 2014

Zonder verering komt geen mens ooit tot kennis  

Zonder verering komt geen mens ooit tot kennis. Iemand kan nog zo’n scherp verstand of indringend vernuft bezitten, of zelfs schemerachtige helderziende krachten ontwikkeld hebben – tot echt, waar inzicht dringt men niet door zonder dat wat men grote verering noemt. Want de ware kennis kunnen ons alleen die wezens geven die in hun ontwikkeling de mensheid ver vooruit zijn gegaan. Iedereen geeft toe dat de individuele mensen verschillend ver zijn ontwikkeld. In onze materialistische tijd erkent men dat misschien niet zo graag, maar zekere verschillen kunnen niet worden betwist. Maar de meesten zijn wel van mening dan hun kennis al het hoogste is. Dat er nog hogere wezens zijn, die boven Goethe en Franciscus van Assisi uitgaan, dat zal men niet zo gauw toegeven. Niettemin is dat de basisvoorwaarde voor werkelijke kennis. Niemand bereikt die, als men niet deze grote verering heeft, welke door de nivellerende beschouwing van onze tijd geheel verloren is gegaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 96 – Ursprungsimpulse der Geisteswissenschaft – Berlijn 7 mei 1906 (bladzijde 55)