Voortdurende verandering

Een mens die u vandaag hebt gezien, zult u morgen of overmorgen of zelfs na jaren nog herkennen, doordat zijn uiterlijke verschijning bestaan is gebleven. Net zo is dat het geval bij het dier, bij de plant, bij het mineraal. Dat is echter geheel niet het geval bij de wezens die alleen op het onstoffelijk gebied (Duits: astralischen Plan) belichaamd zijn. Die hebben voortdurend een wisselende gestalte, een vorm die bij veel wezens op elk moment een andere wordt; want de gestalte die op het astrale plan waargenomen wordt, is een nauwkeurige afdruk van de innerlijke zielservaringen en zielsactiviteiten van deze wezens.

Denkt u zich eens in dat u uw ziel beschouwt in de morgen als u net een verheugende brief hebt ontvangen, en dit prettige bericht u vervuld heeft met vreugde en plezier, en dit gevoel in uw ziel leeft, stelt u zich nu voor hoe uw uiterlijke verschijning iedere keer overeenkomend met het zielenleven verandert, hoe anders deze beelden eruit zouden zien in de middag, als u bijvoorbeeld een overlijdensbericht ontvangt, of op het moment dat woede en angst door u heen trekken. Als dan iedere keer uw uiterlijke vorm veranderd zou worden en dit tot uitdrukking zou brengen wat er in de ziel gaande is, dan zou u een beeld hebben van wat er op het astrale vlak gebeurt. Vandaar dus het verwarrende, het wegglippende en zich voortdurende veranderende van de vormen van de astrale wezens.

Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – Wenen, 21 november 1908 (bladzijde 16)

Eerder geplaatst op 28 juli 2015

Geesteswetenschap/Kennis/Zelfopvoeding

Geesteswetenschap betekent niet slechts het zich eigen maken van kennis, geesteswetenschap betekent een opvoeding in de meest eminente zin, een zelfopvoeding van onze ziel. We maken onszelf tot wat anders, de interesses veranderen, de opmerkzaamheden die de mens voor het een of ander ontwikkelt na enige jaren, als hij zich verdiept heeft in de geesteswetenschap, worden anders. Wat hem vroeger geïnteresseerd heeft, interesseert hem niet meer; wat hem vroeger niet geïnteresseerd heeft, begint hem in de hoogste mate te interesseren. 

Men kan niet zeggen: Iemand krijgt pas een verhouding tot de geestelijke wereld, als hij een occulte ontwikkeling heeft doorgemaakt. – Het esoterische begint niet pas met de occulte ontwikkeling. In de momenten waar we ons met de een of andere geesteswetenschappelijke vereniging verbinden en met ons gehele hart erbij zijn en voelen, wat in de leringen van de geesteswetenschap ligt, dan al begint het esoterische, dan begint onze ziel zich te veranderen, dan begint iets soortgelijks, als ongeveer zou gebeuren met een wezen dat voordien alleen licht en donker had gezien en dat dan door een speciale andere organisatie de ogen zouden beginnen kleuren te zien: de hele wereld zou er anders uitzien voor een dergelijk wezen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 136 – Die geistigen Wesenheiten in den Himmelskörpern und Naturreichen – Helsinki, 3 april 1912 (bladzijde 19)

Eerder geplaatst op 26 mei 2015  (1 reactie)

Veranderende interesses

We moeten er altijd aan denken dat we door onze occulte ontwikkeling anders worden dan andere mensen. Onze interesses veranderen, en men kan vaak de klacht van esoterici horen dat ze de interesse in veel dingen waarin ze eerder wel geïnteresseerd waren, voelen afnemen en dat een innerlijke verveeldheid en leegte (Duits: Öde  und Leere) in hen opkomt. 

Dit is echter een normale en snel voorbijgaande toestand. En de leegte van de ziel zal spoedig worden gevuld met interesses die de andere honderd-, ja duizendvoudig zullen vervangen. Niettemin moeten we de verbinding met de andere mensen, met de interesses die ons vroeger vervulden, niet opgeven. En bovenal moeten we van andere mensen niet verlangen dat ze hun interessesfeer veranderen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266b – Aus  den Inhalten der esoterischen Stunden/Gedächtnisaufzeichnungen von  Teilnehmern – Band II: 1910 – 1912 – Kristiana, 20 juni 1910 (bladzijde 64)

Verwoest Europa

Als er dertig jaar lang nog op de tegenwoordige manier gedoceerd wordt aan de universiteiten, nog zó over sociale aangelegenheden wordt gedacht, dan hebben we over dertig jaar een verwoest Europa. U kunt nog zoveel idealen op welk gebied ook lanceren, u kunt uw mond stuk praten over allerlei aparte eisen van deze of gene groep mensen, u kunt spreken vanuit het geloof dat door al die indringende eisen iets gedaan wordt voor de toekomst van de mensheid – alles zal tevergeefs zijn, als de verandering niet plaats vindt vanuit het fundament in de mensenzielen: een denken dat deze wereld verbindt met de geestelijke wereld. Als dit denken niet tot stand komt, dan breekt de morele zondvloed uit over Europa.

Bron: Rudolf Steiner – GA 194 – Die Sendung Michaels – Dornach, 14 december 1919 (bladzijde 197)

Vertaling W.A.C. Labberté uit het boek Michael (bladzijde 188)

Eerder geplaatst op 24 november 2015

Geesteswetenschap maakt iemand langzaam en geleidelijk tot een ander mens

Door de geesteswetenschap wordt het pas ernst met de menselijke kennis, en daarvoor schrikken de mensen terug. Ze zouden ook de spirituele wetenschap als iets willen hebben wat zo boven aan de oppervlakte van het bestaan kabbelt. Dat het de kern en essentie van de mens benadert, daarvoor zijn de mensen bevreesd. Daarom willen ze de bovenzinnelijke wetenschap niet accepteren. Zouden ze de geesteswetenschap aannemen, dan zou het met veel in het sociale leven, in het historische leven in de nabije toekomst anders moeten worden, dan zouden de mensen in het meest alledaagse leven anders moeten denken. En daar komt het op aan.

Daarom is het ook zo dat men de andere wetenschap opnemen kan, maar men blijft dezelfde het hele leven door, men wordt alleen rijker aan kennis. Geesteswetenschap moet men niet opnemen zonder dat het iemand verandert, en men kan het niet opnemen zonder dat het iemand verandert. Ze maakt iemand langzaam en geleidelijk tot een ander mens. Men moet geduld hebben, maar ze maakt iemand tot een ander mens, want ze appelleert aan geheel andere mensheidsopgaven, en ze appelleert aan heel wat anders in de menselijke natuur.

Bron: Rudolf Steiner – GA 182 – Der Tod als Lebenswandlung – Heidenheim, 29 april 1918 (bladzijde 56-57)

Eerder geplaatst op 11 augustus 2014