Hoe komt het nu dat tegenwoordig de mensen het gevoel voor het geestelijk leven dat aan al het aardse leven ten grondslag ligt, kwijtgeraakt zijn? En waarom moest dat zo komen? Richten wij eens de blik op wat ons in de directe nabijheid omgeeft. Als u dat wat toen (Steiner doelt hier op de cultuurperiode van ongeveer 3000 tot 500 voor Christus) de mensen overal omgeven heeft, kon vergelijken met wat de mensen tegenwoordig omgeeft, dan zou u vinden: Toen bezat de mens slechts de allernoodzakelijkste middelen om zijn leven op deze aarde te behouden; daartegenover had hij nog meer waarnemingsvermogen voor het bovenzinnelijke. Deze waarneming van de geestelijke wereld moest terugtreden om de mensen de mogelijkheid te geven de huidige heerschappij over de aarde te verwerven. Al onze vooruitgang in techniek en industrie was slechts mogelijk door onze materialistisch geworden wereldbeschouwing en doordat de geest, de bovenzinnelijke wereld, terugtrad.
Dus ten koste van de geestelijke waarneming veroverde de mens zich in de loop van de laatste eeuwen de heerschappij over de fysieke wereld. Het is een oeroude wet der mensheid, dat vaardigheden die op het ene gebied verworven worden, slechts door het achteruitgaan van vaardigheden op een ander gebied gewonnen kunnen worden. Nooit zou de mens bijvoorbeeld de verkeersmogelijkheden van tegenwoordig hebben kunnen scheppen, als niet de andere vermogens teruggetreden zouden zijn. Om alles wat ons vandaag de dag omgeeft te verwerven, moest de waarneming van het geestelijke op de achtergrond raken. Ter verovering van de materiële wereld moest afstand genomen worden van hetgeen de mens eens vervuld was.
Zo zien wij de mensen de blik op de geestelijke wereld verliezen en zien we hoe de materialistische gezindheid van de mensheid bezit neemt. En wie gelooft dat hij zelf niet midden in dit materialisme staat, vergist zich. De opgave der geesteswetenschap is niet iets te negeren, zij oefent geen kritiek uit op de wereld van heden; zij toont veeleer dat het afdalen in de materie een noodzakelijkheid was. De grote horizon van het geestesleven der mensheid moest zo lang terugtreden; en daarmee hangt ook samen dat de oude wijze van begrip voor geestelijke dingen verloren gegaan is. De waarheden waren indertijd in de oude, toenmalige vorm. Hoe zij echter tegenwoordig aan het begrip van de mensen bijgebracht kunnen worden, dat wil de geesteswetenschap tonen. Dat is het waarop het aankomt. De antroposofie is dus niets anders dan een instrument om de diepste waarheden voor de hedendaagse menselijke geest begrijpelijk te maken, om deze in hun diepten te bevatten.
Bron: Rudolf Steiner – GA 100 – Menschheitsentwickelung und Christus-Erkenntnis – Kassel, 16 juni 1907 (bladzijde 19-20)

Eerder geplaatst op 30 juni 2018