Waken en slapen

De mens vat gewoonlijk de wisseling tussen waken en slapen niet diep genoeg op. Het is voor hem zo’n alledaags verschijnsel dat hij er nauwelijks aandacht aan besteedt. Daardoor ontgaat hem het raadselachtige dat deze processen in zich bergen volkomen. Op de vraag wat er met de mens gebeurt als hij inslaapt, zou men het antwoord krijgen: Het bewustzijn vervaagt, de vermoeide hersenen vallen in een toestand van verdoving en nemen geen zintuiglijke indrukken van de buitenwereld meer op.

Dit is juist voor zover het betrekking heeft op wat met de fysieke ogen waarneembaar is. Vragen we echter de helderziende wat hij waarneemt, dan zal hij ons zeggen dat er iets van grote betekenis plaatsvindt. Hij ziet hoe uit het rustende fysieke lichaam de innerlijke, de astrale mens zich opheft en in de astrale wereld, de macrokosmos uitstroomt (Duits: hineinergiesst).

En ‘s morgens, bij het ontwaken, ziet hij hoe wat ingestroomd is in het universum, zich weer samentrekt en door het fysieke lichaam, de microkosmos opgenomen wordt. Er onthult zich voor zijn blik een wisselend leven dat de mens leidt in de wereld in het groot en in de wereld in het klein.

Bron: Rudolf Steiner – GA 118 – Das Ereignis der Christus-Erscheinung in der ätherischen Welt – Rome, 12 april 1910 (bladzijde 206-207)

Eerder geplaatst op 16 december 2017 

ap

Een universum waarmee de grootsheid van de fysieke wereld zich in de verste verte niet kan meten

Aanschouwelijk beleven de menselijke ziel en geest in hun vooraardse bestaan de geestelijke kiem van het menselijk lichaam, waarin een waarlijk universum aanwezig is dat op zich niet minder gevarieerd en veelvormig is dan de fysieke omgeving van de zintuigen. De intuïtieve kennis kan zelfs zeggen dat wat de mens als hem onbewuste wereld in zich heeft en wat in het fysieke mensenlichaam is samengebald, een universum is waarmee de grootsheid van de fysieke wereld zich in de verste verte niet kan meten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 025 –  Drei Schritte der Anthroposophie:  Philosophie, Kosmologie, Religion –  Dornach, 11 september 1922 (bladzijde 49-50)

Deze vertaling is van Michel Gastkemper.

Ik plaatste dit citaat eerder in mijn eigen vertaling op 13 januari 2014 en 4 december 2011.

Op de meest verschillende wijze werken de krachten van de kosmos mee

Niemand die een kompas, een magneetnaald in de hand neemt, en deze magneetnaald met het ene eind naar de magnetische Noordpool, met het andere eind naar de magnetische Zuidpool is gericht, zal het tegenwoordig invallen om de oorzaak dat deze magneetnaald zich juist zo richt, alleen in de magneetnaald zelf te zoeken; maar de natuurkundige zal zich genoopt voelen de magneetnaald en de van de magnetische pool der aarde uitgaande magnetische kracht als een geheel te zien, doordat deze magnetische kracht het ene einde van de naald naar de Noordpool richt en het andere naar de Zuidpool. Daar zoekt men de aanleiding naar wat in de magneetnaald in de kleinste ruimte gebeurt, in het grote universum.

Datzelfde doet men echter niet, waar men het ook zou moeten doen, waar het er zeer op aan zou komen, dat men het deed. Als iemand tegenwoordig waarneemt – en wel juist als wetenschapper -, dat zich in een levend wezen een ander levend wezen vormt, dus bijvoorbeeld, als iemand ziet dat zich in een kip een ei vormt, dan gebeurt er ook iets in de kleinste ruimte; dan echter valt het de mensen gewoonlijk niet in, dat wat hij zich bij de magneetnaald zeggen moet, nu ook toe te passen en te zeggen: Het ligt niet in de kip, maar in de gehele kosmos dat zich in het lichaam van de kip de eikiem vormt.

Net zo echter als bij de magneetnaald het grote universum betrokken is, zo is in het kippenlichaam, in de moederkip – ondanks alle processen, die daar ook deel aan hebben – de hele kosmos […] betrokken. […] Dit is vandaag de dag nog een ketterij tegenover de officiële wetenschap, maar toch een waarheid. En op de meest verschillende wijze werken de krachten van de kosmos mee. En zo waar het is, dat inderdaad bij mensen – wat ik zeg, bewijst de empirische embryologie – het hoofd zich, in zijn eerste kiemaanleg, uit het hele universum vormt, zo waar het is dat het menselijke hoofd vooreerst in het moederorganisme ontstaat, zo waar is het aan de andere kant, dat de oorzakelijke krachten tot dit ontstaan vanuit de hele kosmos werken en dat de mens in zijn hoofd een beeld (Duits: Abbild) is van de hele kosmos.

Bron: Rudolf Steiner – GA 181 – Weltenleben/Anthroposophische Lebensgaben /Bewußtseins-Notwendigkeiten für Gegenwart und Zukunft – Berlijn, 29 Januari 1918 (bladzijde 31-32)

Eerder geplaatst op 21 september 2014

Het hoofd van de mens wordt opgebouwd vanuit het hele heelal (2-slot)

Dat zich het hoofd vormt als een beeld van het hele universum, toont aan dat de hele wereld op het menselijk hoofd werkt. En de krachten waarmee het hoofd dan weer in het kind verder werkt, die heeft de mens vanuit het heelal ontvangen. Als dus mijn longen gevormd worden, dan heeft het hoofd de kracht om de longen op te bouwen, verkregen uit het heelal. Voornamelijk als bijvoorbeeld de nieren worden gevormd, heeft de mens de krachten van ver in het heelal liggende hemellichamen gekregen, van Jupiter bijvoorbeeld. Dit zijn geen fantasterijen. Dat kan men net zo onderzoeken zoals men andere natuurkundige zaken onderzoekt. Zodat de mens als hij geboren wordt, werkelijk de krachten van de hele wereld in zijn hoofd draagt. Natuurlijk is het onzin als iemand zegt dat de maan of de zon of Jupiter op een of ander orgaan werkt. Dus als de mensen ervoor gaan zitten en een horoscoop opstellen, omdat ze geloven dat de maan, de zon, Jupiter enzovoort werken, dat is geleuter! Maar het hoofd is ontwikkeld vanuit het hele heelal. En de krachten die het hoofd vanuit het hele heelal zijn toegestroomd (Duits: mitgeteilt worden sind), die werken dan in de eerste zeven jaren op de mens. En in de tweede zeven jaren went de mens meer aan de omgeving van de aarde, zodat hij uit het heelal vandaan groeit. Hij wordt dus, terwijl hij voordien een sterrenmens was, meer een luchtmens.

Bron: Rudolf Steiner – GA 348 – Über Gesundheit und Krankheit – Dornach, 24 oktober 1922 (bladzijde 53-54)

Eerder geplaatst op 13 augustus 2012

Op de meest verschillende wijze werken de krachten van de kosmos mee

Niemand die een kompas, een magneetnaald in de hand neemt, en deze magneetnaald met het ene eind naar de magnetische Noordpool, met het andere eind naar de magnetische Zuidpool is gericht, zal het tegenwoordig invallen om de oorzaak dat deze magneetnaald zich juist zo richt, alleen in de magneetnaald zelf te zoeken; maar de natuurkundige zal zich genoopt voelen de magneetnaald en de van de magnetische pool der aarde uitgaande magnetische kracht als een geheel te zien, doordat deze magnetische kracht het ene einde van de naald naar de Noordpool richt en het andere naar de Zuidpool. Daar zoekt men de aanleiding naar wat in de magneetnaald in de kleinste ruimte gebeurt, in het grote universum. Datzelfde doet men echter niet, waar men het ook zou moeten doen, waar het er zeer op aan zou komen, dat men het deed. Als iemand tegenwoordig waarneemt – en wel juist als wetenschapper -, dat zich in een levend wezen een ander levend wezen vormt, dus bijvoorbeeld, als iemand ziet dat zich in een kip een ei vormt, dan gebeurt er ook iets in de kleinste ruimte; dan echter valt het de mensen gewoonlijk niet in, dat wat hij zich bij de magneetnaald zeggen moet, nu ook toe te passen en te zeggen: Het ligt niet in de kip, maar in de gehele kosmos dat zich in het lichaam van de kip de eikiem vormt. – Net zo echter als bij de magneetnaald het grote universum betrokken is, zo is in het kippenlichaam, in de moederkip – ondanks alle processen, die daar ook deel aan hebben – de hele kosmos […] betrokken. […] Dit is vandaag de dag nog een ketterij tegenover de officiële wetenschap, maar toch een waarheid. En op de meest verschillende wijze werken de krachten van de kosmos mee. En zo waar het is, dat inderdaad bij mensen – wat ik zeg, bewijst de empirische embryologie – het hoofd zich, in zijn eerste kiemaanleg, uit het hele universum vormt, zo waar het is dat het menselijke hoofd vooreerst in het moederorganisme ontstaat, zo waar is het aan de andere kant, dat de oorzakelijke krachten tot dit ontstaan vanuit de hele kosmos werken en dat de mens in zijn hoofd een beeld (Duits: Abbild) is van de hele kosmos.

Bron: Rudolf Steiner – GA 181 – Weltenleben/Anthroposophische Lebensgaben /Bewußtseins-Notwendigkeiten für Gegenwart und Zukunft – Berlijn, 29 Januari 1918 (bladzijde 31-32)