Slagen van het lot

Een slag van het lot die de mens tijdens zijn leven in de fysieke wereld treft, kan voor de zielsgesteldheid van de mens in dit fysieke bestaan volkomen strijdig lijken met zijn wil. In het leven tussen dood en geboorte heerst echter in de ziel een op de wil gelijkende kracht, die de mens in een richting drijft die tot het ondergaan van die lotsslag voert. De ziel ziet op een bepaalde manier dat haar een onvolkomenheid aankleeft die uit vroegere levens op aarde stamt. Een onvolkomenheid die voortkomt uit een kwalijke daad of een kwalijke gedachte. In de ziel ontstaat tussen dood en geboorte de wilsachtige impuls om die onvolkomenheid ongedaan te maken. Ze neemt daarom in haar wezen de tendens op, zich tijdens het komende leven op aarde in een ongeluk te storten om door het ondergaan van dit leed de vroegere fout goed te maken. Na de geboorte in het fysieke lichaam vermoedt de ziel die door een slag van het lot getroffen wordt niet dat zij in het zuiver geestelijke leven zichzelf in de richting van die slag heeft gedreven. Wat dus volledig ongewild lijkt vanuit het gezichtspunt van het aardse leven, heeft de ziel gewild in de bovenzinnelijke wereld. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 9 – Theosophie – Einzelne Bemerkungen und Ergänzungen (bladzijde 93)

Nederlands: Rudolf Steiner – Theosofie (blz. 159)

Vertaald door Huib van Krimpen met een nawoord van Roel Munniks

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten onder redactie van Frans van Bussel, Michel Gastkemper en Roel Munniks

533x840

Eerder geplaatst in vertaling van H.G.J. de Leeuw op 8 mei 2018  (2 reacties)

Als het leven op aarde niet doorgemaakt zou zijn, dan zouden we ook in de geestelijke wereld geen relaties met menselijke zielen kunnen aanknopen   

Tussen de dood en een nieuwe geboorte – en dit begint direct na de dood of kort daarna – kan de dode eigenlijk alleen relaties, verhoudingen aangaan, met die menselijke zielen – ongeacht of ze hier op aarde zijn of al in de geestelijke wereld – met wie hij al op de een of andere manier op aarde in de laatste of vroegere incarnaties karmisch verbonden was. De andere zielen gaan aan hem voorbij, die merkt hij niet op. […]

Denkt u niet dat het een heel klein aantal mensen is, want er zijn al vele aardse levens verstreken voor de individuele mensen. In elk leven op aarde zijn veel karmische relaties opgebouwd; daaruit is het web gesponnen dat zich dan daar uitbreidt over onze bekende mensen. Buiten de cirkel blijven alleen de mensen met wie men nooit kennis heeft gemaakt. 

Hieruit kunt u zien hoe belangrijk is om in het oog te houden: Dat het aardse leven in het hele universum de allerdiepste betekenis heeft voor de mensen. Als het leven op aarde niet doorgemaakt zou zijn, dan zouden we ook in de geestelijke wereld geen relaties met menselijke zielen kunnen aanknopen. De relaties worden hier op aarde karmisch aangeknoopt en gaan dan verder tussen de dood en een nieuwe geboorte. Wie in staat is om in deze wereld waar te nemen, kan zien hoe beetje bij beetje de zogenaamde dode steeds meer verbindingen aangaat, die alle verbindingen zijn welke zijn voortgekomen uit wat hij hier op aarde karmisch heeft aangeknoopt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 182 – Der  Tod als  Lebenswandlung – Nürnberg, 10 februari 1918 (bladzijde 40-41)

il_794xN.3996911008_gn6g

Eerder geplaatst op 5 augustus 2020

Ziekte en Dood

We moeten ook voor een ziekte die eindigt met de dood dankbaar zijn, omdat het ons de mogelijkheid geeft om ons leven een stap hoger te brengen tussen dood en wedergeboorte, door de krachten en ervaringen op te doen die alleen tussen dood en geboorte rijpen kunnen. […]

We kunnen dankbaar zijn voor een ziekte die met een genezing eindigt,  omdat we daardoor sterker geworden zijn in ons innerlijk; en we kunnen dankbaar zijn voor een ziekte die eindigt in de dood, omdat we weten: Wanneer we naar een hoger niveau stijgen in het leven tussen dood en wedergeboorte, zal de dood voor ons oneindig belangrijk zijn, en we hebben dan geleerd dat ons lichaam niet zo mag zijn als we het weer hervormen (Duits: aufbauen). En we zullen de beschadigingen vermijden waarin we gefaald hebben. (Duits: Und  wir werden  jene  Schädigungen  vermeiden,  an  denen  wir gescheitert  sind.)

Bron: Rudolf Steiner – GA 59 – Metamorphosen  des  Seelenlebens / Pfade  der  Seelenerlebnisse – Berlin, 3 maart 1910 (bladzijde 165-166)

41A5E7FZ8RL

Eerder geplaatst op 29 mei 2020  (4 reacties)

In plaats van het principe: ‘Ik geloof’ moet komen: ’Ik geloof wat ik weet.’

Werkelijke spirituele ideeën zijn de voeding van de ziel. Alleen deze houden de menselijke ziel in stand. Het zou voor zielen de dood zijn als ze niet konden leven in ideeën die niet uit de fysieke wereld zijn gehaald. In het verleden waren dit de geloofsovertuigingen. Deze cyclus is in de mensheid afgelopen en we leven nu in een tijd waarin mensen op het fysieke niveau steeds minder de mogelijkheid zullen hebben om op te nemen wat alleen hun gemoed, hun geloof aanspreekt. 

Men kan dit geloof enige tijd vasthouden, het als het ware bewaren, maar het niet langer in stand houden voor de toekomst. In plaats van het principe: ‘Ik geloof’ moet komen: ’Ik geloof wat ik weet.’ De mensen zullen het gevoel hebben dat dit principe moet gelden. Anders verliest men alle mogelijkheid om nog iets te weten over het leven tussen de dood en een nieuwe geboorte. Mensen zouden in de volgende incarnatie in erbarmelijke omstandigheden terugkomen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 154 – Wie  erwirbt  man  sich  Verständnis für  die  geistige  Welt? – Praag, 17 april 1914 (bladzijde 128)

rudolf-steiner-portrait

Eerder geplaatst op 24 maart 2020  (14 reacties)

Eten om te leven / Leven om te eten

Er zijn mensen – ja, hoe zal  ik ze noemen? Laten we zeggen dat ze graageters zijn, ze houden van eten; anderen eten niet zo graag. Ik wil niet zeggen veelvraten en niet-veelvraten, dat is niet passend in een serieuze overweging; maar ik wil dus zeggen, er zijn mensen die houden van eten, en mensen die minder van eten houden. 

Ook dit hangt op een bepaalde manier samen met wat de mens beleeft bij het gaan door het leven tussen dood en nieuwe geboorte vóór en na de middernachthoogte van het bestaan. Het midden is de middernachthoogte van het bestaan. Dan zijn er mensen die, om zo te zeggen, zeer hoog stijgen naar het geestelijke, en mensen die niet zeer hoog stijgen, voor wie de middernachthoogte niet zo hoog is. De mensen die hoog stijgen, die zullen eten om te leven. De mensen die niet hoog stijgen, die leven om te eten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 236 – Esoterische Betrachtungen karmischer  Zusammenhänge / Zweiter Band – Dornach, 10 mei 1924 (bladzijde 143-144)

Eerder geplaatst op 7 april 2019  (34 reacties)

smulpaap