Geestesziekte (3 van 3) – Juist psychisch-geestelijke ziekten moeten met medicijnen behandeld worden

De allereerste bron bij de zogenaamde geestelijke stoornissen ligt in de orgaansystemen, al is het soms ook moeilijker om waar te nemen. Omdat geestelijke stoornissen primair in de orgaansystemen liggen, is het dikwijls zo troosteloos om te zien, hoe men door geestelijk-psychische behandeling het allerminste vat krijgt op deze dingen, hoe men feitelijk veeleer bij werkelijk lichamelijke ziekten door geestelijke behandeling iets bereiken kan dan juist bij zogenaamde geestelijke ziekten. Men zal zich moeten aanwennen om juist psychisch-geestelijke stoornissen met medicijnen te behandelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 312 – Geisteswissenschaft und Medizin – Dornach, 2 april 1920 (bladzijde 258)

 infinitesource

Infinite Source – Art of Carol Herzer

Eerder geplaatst op 22 oktober 2018  (1 reactie)

Wensen en begeerten na de dood (2 van 3)

Treedt de dood in, dan is wat deze wensen betreft de mogelijkheid tot genieten afgesneden. Voor het genot van lekker eten zijn de fysieke organen nodig die bij de opname van voedsel worden gebruikt: verhemelte, tong enzovoort. Deze organen heeft de mens na het afleggen van het fysieke lichaam niet meer. Wanneer het ik nu toch nog behoefte aan zulk genot heeft, moet die behoefte onbevredigd blijven. Voor zover dit genot aan de geest tegemoetkomt, is het slechts zo lang aanwezig als de fysieke organen aanwezig zijn. Voor zover het echter door het ik aangekweekt is zonder daarmee de geest te dienen, blijft het na de dood bestaan als een wens die tevergeefs naar bevrediging snakt. 

Van wat op dat moment in de mens omgaat, kunnen we alleen een idee krijgen wanneer we ons voorstellen dat iemand brandende dorst heeft in een gebied waarin wijd en zijd geen water te vinden is. Zo vergaat het het ik voor zover het na de dood nog niet uitgedoofde begeerten naar genietingen van de uiterlijke wereld koestert en geen organen heeft om ze te bevredigen. Uiteraard moeten we ons deze brandende dorst, die als vergelijking met de toestand van het ik na de dood dient, tot in de meest extreme mate toegenomen voorstellen en daarbij in het oog houden dat hij zich uitstrekt over alle dan nog aanwezige begeerten waarvoor iedere mogelijkheid tot bevrediging ontbreekt. 

De volgende toestand van het ik bestaat erin zich van deze aantrekking die het aan de uiterlijke wereld bindt, te bevrijden. Het ik moet in dit opzicht tot loutering en bevrijding van zichzelf komen. Alles moet uit het ik worden uitgedelgd wat het in het lichaam aan wensen heeft aangekweekt en wat in de geestelijke wereld niet thuishoort. Zoals een voorwerp vlam vat en verbrandt, zo wordt de beschreven begeertenwereld na de dood opgelost en vernietigd. Daarmee krijgen we een uitzicht op de wereld die door de bovenzinnelijke wetenschap als het ‘verterende vuur van de geest’ wordt aangeduid. Iedere begeerte die van zinnelijke aard is, maar waarbij het zinnelijke geen uitdrukking van de geest is, wordt door dit vuur aangegrepen.

Zulke voorstellingen, waarmee de bovenzinnelijke wetenschap deze gebeurtenissen moet beschrijven, zouden een troosteloze en vreeswekkende indruk kunnen maken. Het kan verontrustend werken dat een hoopvolle verwachting die door zintuiglijke organen bevredigd moet worden, na de dood in vertwijfeling, en dat een wens die alleen door de fysieke wereld vervuld kan worden, dan in brandende ontbering moet verkeren. 

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS (bladzijde 101-103)

Nederlandstalige bron: De wetenschap van de geheimen der ziel / Slaap en dood (blz. 63-64)

Vertaald door Wijnand Mees

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten

© 1998 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen

Tweede druk 2004 / Derde druk 2011 / Vierde druk 2019

748x1200

Het troosteloos triviale en oppervlakkige wat tegenwoordig in de wereld geschreven en gesproken wordt

Enkel en alleen door zich een begrip te verschaffen, een gevoel, een innerlijke impuls te verkrijgen voor de noodzaak van spiritualisering: dan zal men in de mate waarin men zich dat eigen maakt, verder komen. Wie de tijd enigermate begrijpen wil en in deze tijd de ernstige waarheden mist, zoals wij ze al vaak en nu opnieuw door onze zielen hebben laten trekken, die moet toch enigszins een gevoel krijgen voor al het vreselijke, voor al het troosteloos triviale en oppervlakkige wat tegenwoordig in de wereld geschreven en gesproken wordt.

Stelt u zich eens een groep kinderen voor, ze breken potten, borden, glazen, alles van hun ouders. Men ziet het aan en denkt na, hoe dit te beteugelen, dat die kinderen steeds weer naar de keuken en naar de provisiekast en overal heen lopen, waar nog wat breekbaars is. Tenslotte komt men erop hoe men dit stoppen kan. Een aantal mensen die dat aanzien, die zelfs de opvoeders van de kinderen willen zijn, komen op een idee: Ze zorgen ervoor dat al het breekbare gehaald en kapot gegooid wordt, tot er helemaal niets meer is. Dan wordt er niets meer gebroken, dan is het kapotmaken afgelopen! – Ik weet niet hoeveel mensen er zouden zijn, die zulke opvoeders niet voor dwazen zouden houden. Dan zou men dat immers wel inzien. Wanneer echter zich wijs wanende mensen door de wereld laten horen: Men moet zo lang bloedige oorlogen voeren, tot er vrede is, men moet eerst alles kapot maken, zodat op de aarde geen kapotmaken meer mogelijk is -, dan ziet men dit voor wijsheid aan. Zo lang moorden als het maar kan, om het moorden af te schaffen, om het moorden te bestrijden, dat is wijsheid!

Voor wie nog een vonkje logica kan voelen, is dat niet meer wijsheid dan wanneer een opvoeder tegen een groepje kinderen zegt: Opdat er niets meer wordt vernield, laat ik snel alles erbij halen zodat ook het laatste nog kapot gemaakt wordt, en dan zal wel niets meer kapot gemaakt worden. – Waarom noemen de mensen dit laatste dwaasheid, en dat eerste toekomstpolitiek? Omdat de gedachten van de mensen tegenwoordig daar ophouden, waar ze juist het intensiefste zouden moeten zijn: waar deze gedachten op de grote lotsvragen betrekking hebben.

Bron: Rudolf Steiner – GA 177 – Die spirituellen Hintergründe der äußeren Welt – Dornach, 29 september 1917 (bladzijde 25-26)

Geestesziekte – Juist psychisch-geestelijke ziekten moeten met medicijnen behandeld worden

De allereerste bron bij de zogenaamde geestelijke stoornissen ligt in de orgaansystemen, al is het soms ook moeilijker om waar te nemen. Omdat geestelijke stoornissen primair in de orgaansystemen liggen, is het dikwijls zo troosteloos om te zien, hoe men door geestelijk-psychische behandeling het allerminste vat krijgt op deze dingen, hoe men feitelijk veeleer bij werkelijk lichamelijke ziekten door geestelijke behandeling iets bereiken kan dan juist bij zogenaamde geestelijke ziekten. Men zal zich moeten aanwennen om juist psychisch-geestelijke stoornissen met medicijnen te behandelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 312 – Geisteswissenschaft und Medizin – Dornach 2 april 1920 (bladzijde 258)

Eerder geplaatst op 6 januari 2012.

Rudolf Steiner – Geestesziekte (3 – slot) – Juist psychisch-geestelijke ziekten moeten met medicijnen behandeld worden

Omdat geestelijke stoornissen primair in de orgaansystemen liggen, is het dikwijls zo troosteloos om te zien, hoe men door geestelijk-psychische behandeling het allerminste vat krijgt op deze dingen, hoe men feitelijk veeleer bij werkelijk lichamelijke ziekten door geestelijke behandeling iets bereiken kan dan juist bij zogenaamde geestelijke ziekten. Men zal zich moeten aanwennen om juist psychisch-geestelijke stoornissen met medicijnen te behandelen.

Bron: GA 312 – Dornach 2 april 1920 (bladzijde 258)