Door discussies met tegenstanders kan men niets bereiken

Nog altijd geloven antroposofen dat men door een gewone discussie met tegenstanders iets bereiken kan. Niets kan ons méér schaden dan wanneer het ons in discussies lukt om onze waarheid aan te tonen, want we worden niet gehaat omdat we onwaarheid zeggen, maar omdat we de waarheid zeggen. En hoe meer we erin slagen om te laten zien dat we de waarheid zeggen, des te meer zal dat het geval zijn. 

Natuurlijk kan dat iemand er niet van afhouden om voor de waarheid op te komen. Maar het kan iemand afhouden van de naïviteit te geloven dat men door discussies vooruit komt. Men komt alleen door positieve arbeid vooruit. Men kan alleen vooruit gaan door zo veel mogelijk de waarheid te presenteren, zodat zo veel mogelijk voorbestemde zielen, die veel meer als men denkt tegenwoordig aanwezig zijn, komen om hier de geestelijke voeding te vinden die nodig is, opdat de toekomst van de mensen niet zal worden afgebroken, maar opgebouwd en er een vooruitgaande ontwikkeling, niet een achteruitgaande ontwikkeling moet plaatsvinden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 221 – Erdenwissen und Himmelserkenntnis – Dornach, 18 februari 1923 (bladzijde 138-139)  

Eerder geplaatst op 4 september 2017  (4 reacties)

Verborgen geestelijke oorzaken (1 van 2)

Alles wat slechts over het bovenzinnelijke wordt gedroomd en gefantaseerd, sticht alleen maar verwarring. want het is niet in staat de  tegenstanders te bevredigen. Deze hebben immers gelijk, wanneer zij zeggen, dat een dergelijk verwijzen naar bovenzinnelijke wezens in algemene zin voor het begrip van de feiten op geen enkele wijze bevorderlijk is. Zeker, zulke tegenstanders zouden ook tegen de uitdrukkelijke mededelingen van de geesteswetenschap hetzelfde kunnen aanvoeren. Maar dan kan er op worden gewezen, hoe zich in het uiterlijk waarneembare leven de gevolgen van verborgen geestelijke oorzaken tonen. 

Men kan zeggen: neem eens aan, dat het juist is, wat het geestelijk onderzoek door middel van waarneming zegt met zekerheid te hebben gevonden, nl. dat de mens na zijn dood een louteringstijd heeft doorgemaakt en dat hij in die tijd in zijn ziel heeft beleefd, welke belemmering voor zijn verdere ontwikkeling wordt gevormd door een bepaalde daad, die hij in een voorgaand leven heeft volbracht. Terwijl hij dit beleefde, ontstond in hem de aandrift, de gevolgen van deze daad goed te maken. Deze aandrift brengt hij in een volgend leven mee. de aanwezigheid van deze aandrift vormt die trek in zijn wezen, die hem een plaats bezorgt, waar dit goed-maken mogelijk is. Als men op een totaal van dergelijke aandriften let, heeft men een oorzaak voor de omgeving, waarin een mens overeenkomstig zijn lot geboren wordt.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS: – Schlaf und Tod (bladzijde 127-128)

Deze vertaling is van F. Wilmar

a4653a78f6a700602e4d09a821516f29

Kenners zijn geen tegenstanders meer

Degenen die met ernst en waardigheid de resultaten van het spirituele onderzoek benaderen, die zijn daarna geen tegenstanders meer. Wellicht op geen enkel ander gebied als op dat van het geestelijk onderzoek kan men zo zeer met het volste recht zeggen: Tegenstanders zijn in feite alleen degenen die de zaak niet kennen. Op het gebied waar men er kennis van heeft, daar zijn geen tegenstanders meer. De tegenstanders worden in de regel medestanders (Duits: Anerkennern), als ze de zaak leren kennen. […] 

Men kan uit het vele vijandige dat gezegd wordt, inzien wat zich uit alle vijandschap laat vaststellen: deze oppositie berust op onwetendheid van de zaak op het geestelijk gebied. Kenners zijn geen tegenstanders meer.

Bron: Rudolf Steiner – GA 69a – Wahrheiten und Irrtümer der Geistesforschung/ Geisteswissenschaft und Menschenzukunft – Stuttgart, 19 februari 1913 (bladzijde 197)

Eerder geplaatst op 27 oktober 2016

Begrip voor de bezwaren van de tegenstanders

Er is voor een wereldbeschouwing niets gevaarlijker en niets wat voor het leven minder geschikte impulsen kan geven dan alles wat men met het woord fanatisme aanduidt. En hoezeer laat fanatisme zich niet alleen op de overige gebieden van het leven, maar juist op het gebied van de wereldbeschouwingen gelden – dat weet immers een eenieder.

Als antroposofie of geesteswetenschap in deze richting een impuls moet geven, dan is het in het bijzonder noodzakelijk dat ze leert als wereldbeschouwing totaal niet fanatiek te zijn, dat wil zeggen, in haar manier van leven alles binnen te dragen wat genoemd kan worden: volledig begrip voor haar tegenstanders en volledige tegemoetkoming aan de mogelijke bezwaren van de tegenstanders. Hoe gemakkelijk horen we het toch op de overige gebieden van het leven en de levensbeschouwingen dat men eenvoudig de tegenstander verwerpt als een onlogisch, misschien zelfs als een min of meer slecht mens.

Antroposofie of geesteswetenschap moet zich erop toeleggen de tegenstander en vooral zijn redenen geheel te begrijpen. Zij zelf heeft daartoe, zou men kunnen zeggen, alle reden. Want hoe zeer ze ook vele harten aanspreekt, hoe zeer ze aan menig verlangen in het leven kan voldoen, moet men aan de andere kant toch zeggen: De weg in de diepten, om de bewijskracht van haar beweringen en leringen te erkennen, is een zeer verre weg. De moeilijkheden welke zich voordoen voor degenen die vanuit het hedendaagse leven op eerlijke, gewetensvolle wijze de weg in de antroposofie wil vinden, zijn de groots denkbare.

Bron: Rudolf Steiner – GA 69a – Wahrheiten und Irrtümer der Geistesforschung – Praag, 19 maart 1911 (bladzijde 36-37)

Eerder geplaatst op 15 oktober 2016  (2 reacties)

U kunt tegenwoordig vijandige geschriften vinden met argumenten die overgeschreven zijn uit mijn eigen boeken

Er zijn tegenwoordig zeer eigenaardige vijandige boeken. Velen van u zullen de antroposofische literatuur gelezen hebben en zullen daar vinden dat ik altijd op bepaalde plaatsen zelf in mijn boeken zeg wat men bij het een of ander kan tegenwerpen. Ik polemiseer altijd zelf, om dan aan te tonen hoe men wat ik beweer, uit de wereld kan helpen, zodat men de argumenten tegen de antroposofie bij mij in mijn eigen boeken al vinden kan. 

Nu zijn er vandaag de dag tegenstanders die er zich mee bezighouden de argumenten die ik zelf in mijn boeken tegen de antroposofie aangevoerd heb, over te schrijven en dat als vijandelijk geschrift tegen de antroposofie te verspreiden. U kunt dus tegenwoordig vijandige geschriften vinden die plagiaten zijn uit mijn boeken, waar eenvoudig is overgeschreven wat ik zeg. Het werk is de tegenstanders tegenwoordig juist eigenlijk ontzettend gemakkelijk gemaakt door deze omstandigheid, dat de antroposoof zelf in beschouwing neemt wat men voor bezwaren maken kan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 226 – Menschenwesen Menschenschicksal und Welt-Entwickelung – Kristiania (Oslo), 19 mei 1923 (bladzijde 76-77)

Eerder geplaatst op 24 juni 2016  (1 reactie)