Verkeerd begrepen spreekwoord

Tegenwoordig ergert het sommigen als gezegd wordt dat de religieuze documenten letterlijk waar zijn. Menigeen citeert een spreekwoord dat waar is, echter door gemakzuchtige personen niet als een waar woord wordt geciteerd, maar wordt aangehaald omdat het gemakkelijk is. Het is het spreekwoord: ‘De letter doodt, maar de geest geeft leven.’ – Hieraan ontlenen ze de gerechtigheid om helemaal niet eens meer te kijken naar wat er in de religieuze geschriften staat, helemaal niet meer de wil te hebben om te kennen wat er werkelijk staat, want dat zijn de dodende letters, zeggen ze. En zo laten ze hun geest schitteren die al het mogelijke bij elkaar fantaseert. Ze kunnen immers heel geestig zijn, deze mensen met hun uitleg. Daar komt het echter niet op aan, maar op dat we werkelijk in die geschriften zien, wat er in staat. […] 

De mens moet juist door de cultuur van de fysiek-zintuiglijke wereld tot de geest komen. – Zo is ook de letter het lichaam van de geest, en eerst moet men deze hebben en begrijpen, dan kan men zeggen dat men van daaruit de geest kan vinden. De letter, de welbegrepen letter moet dan afsterven opdat de geest eruit opstaat. Het gezegde ‘de letter doodt, de geest geeft leven’ is niet een aanwijzing om vrijelijk te fantaseren over wat er in de religieuze documenten staat. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 104 – Die Apokalypse des Johannes – Neurenberg, 23 juni 1908 (bladzijde 128-129)

rudolf-steiner-german-austrian-philosopher-260nw-1663000651

Eerder geplaatst op 5 november 2019  (16 reacties)

Over de onsterfelijkheid van de menselijke ziel

Tot de voor het menselijke leven allerbelangrijkste vragen behoort de kennis over de onsterfelijkheid van de ziel, over het blijvende wezen van de menselijke ziel voorbij geboorte en dood. Waarin zou de menselijke ziel meer geïnteresseerd kunnen zijn als in deze vraag? Vanuit interesse richt de mens zich op deze vraag. 

Nu zegt een oud spreekwoord van de geesteswetenschap: Pas hij kan een werkelijke kennis over de onsterfelijkheid verkrijgen, die het zo ver gebracht heeft dat het hem even draaglijk, even sympathiek is of hij onsterfelijk is of niet. Voordien vertroebelt de interesse de werkelijke kennis.

Alleen wanneer men zich zo geschoold heeft, zijn gevoelens zo geregeld heeft dat men de gedachte ‘je gaat met de dood in het niets over’ even goed verdragen kan als de gedachte ‘je leeft voort na de dood’ -, pas dan is het mogelijk tot een objectieve kennis door inspiratie over de onsterfelijkheid van de ziel te komen. Het is een moeilijke innerlijke arbeid om zijn gevoelsleven zo te regelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 69a – Wahrheiten und Irrtümer der Geistesforschung/ Geisteswissenschaft und Menschenzukunft – München, 25 november 1912 (bladzijde 119-120)

Eerder geplaatst op 17 oktober 2016  (8 reacties)

Verkeerd begrepen spreekwoord

Tegenwoordig ergert het sommigen als gezegd wordt dat de religieuze documenten letterlijk waar zijn. Menigeen citeert een spreekwoord dat waar is, echter door gemakzuchtige personen niet als een waar woord wordt geciteerd, maar wordt aangehaald omdat het gemakkelijk is. Het is het spreekwoord: ‘De letter doodt, maar de geest geeft leven.’ – Hieraan ontlenen ze de gerechtigheid om helemaal niet eens meer te kijken naar wat er in de religieuze geschriften staat, helemaal niet meer de wil te hebben om te kennen wat er werkelijk staat, want dat zijn de dodende letters, zeggen ze. En zo laten ze hun geest schitteren die al het mogelijke bij elkaar fantaseert. Ze kunnen immers heel geestig zijn, deze mensen met hun uitleg. Daar komt het echter niet op aan, maar op dat we werkelijk in die geschriften zien, wat er in staat. […]

De mens moet juist door de cultuur van de fysiek-zintuiglijke wereld tot de geest komen. – Zo is ook de letter het lichaam van de geest, en eerst moet men deze hebben en begrijpen, dan kan men zeggen dat men van daaruit de geest kan vinden. De letter, de welbegrepen letter moet dan afsterven opdat de geest eruit opstaat. Het gezegde ‘de letter doodt, de geest geeft leven’ is niet een aanwijzing om vrijelijk te fantaseren over wat er in de religieuze documenten staat. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 104 – Die Apokalypse des Johannes – Neurenberg, 23 juni 1908 (bladzijde 128-129)

Egoïsme en zelfvervolmaking: Een juiste en goede weg

Ook het nastreven van de hoogste kennis is een egoïstisch en niet een onbaatzuchtig streven. U weet ook dat dit niet het hoogste doel is. Maar er is een mooi spreekwoord dat deze situatie kenschetst: Wanneer de roos zichzelf siert, siert ze ook de tuin. De omweg over dit egoïsme is dus een ernstige en goede, en degenen die hem gaan, kunnen fatsoenlijke en echte leden van de antroposofische beweging zijn. Met recht streven zij hun eigen vervolmaking na, omdat de mens pas dan een nuttig en waardevol lid van de samenleving zal kunnen zijn, als hij zich zelf volmaakter heeft gemaakt.

Wat kan immers de onvolmaakte zijn medemensen ten goede komen; wat kan degene van voordeel zijn, die maar weinig in het leven begrijpt? Pas wanneer men kan binnen zien in de menselijke harten en zielen, als men in staat is de grote wereldraadsels enigermate voor zich op te lossen, kan men ingrijpen in de menselijke bedrijvigheid; dan kan men pas op de juiste wijze voor de medemensen en voor de wereld wat doen. Daarom is het zichzelf vervolmaken, het zichzelf ontwikkelen door spirituele inzichten, een juiste en goede weg. Niemand kan het verwijt gemaakt worden dat hij egoïstisch is, als hij de weg naar zelfvervolmaking zoekt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 264 – Zur Geschichte und aus den Inhalten der ersten Abteilung der Esoterischen Schule 1904 – 1914 (bladzijde 357-358)

Eerder geplaatst op 21 januari 2015

Gezondheid/Gezindheid/Epidemieën

Er bestaat niets stoffelijks, dat niet uit de geest stamt. Zo komt ook wat mensen uiterlijk als gezondheid en ziekte hebben voort uit hun gezindheid, hun gedachten. Het is zeer zeker een waar spreekwoord: Wat je vandaag denkt, dat ben je morgen. – Het moet u duidelijk zijn, dat wanneer een tijdperk slechte, verdorven gedachten heeft, de volgende generatie en het volgende tijdperk dit lichamelijk te boeten heeft. Het is een waar gezegde: De zonden der vaderen zullen zich in vele geslachten wreken. Niet straffeloos zijn de mensen van de 19de eeuw begonnen zo grof materialistisch te denken, zo af te keren hun verstand van al het geestelijke. Wat de mensen toen gedacht hebben, zal gevolgen hebben. En we zijn er niet zo ver vanaf, dat merkwaardige ziekten en epidemieën zich in de mensheid zullen voordoen! Wat wij nervositeit noemen, zal op zijn laatst binnen een halve eeuw ernstige vormen aannemen. Zoals er eens pest en cholera en in de Middeleeuwen lepra waren, zo zullen er psychische epidemieën zijn, ziekten van het zenuwgestel in epidemische vorm. Dat zijn de gevolgen van de omstandigheid, dat het de mensen aan een geestelijke levenskern ontbreekt. Waar een bewustzijn van deze kern als middelpunt aanwezig is, daar wordt de mens gezond onder de invloed van een gezonde, een ware, wijze wereldbeschouwing.

Bron: Rudolf Steiner – GA 96 – Ursprungsimpulse der Geisteswissenschaft – Berlijn 29 januari 1906 (bladzijde 18)

Eerder geplaatst op 9 juni 2012