Over stelen, uitbuiting, yoga

‘Niet stelen’, ook dat moet in strenge zin opgevat worden. De Europeaan zal zeggen: Wij stelen niet. – Maar de oosterse yogi ziet de zaak niet zo eenvoudig. In de gebieden waar deze oefeningen voor het eerst verspreid werden door de grote leraren van de mensheid, waren de omstandigheden veel eenvoudiger; daar kon men het begrip ‘stelen’ gemakkelijk vaststellen. Maar een yogaleraar zal niet toegeven dat een Europeaan niet steelt, hij neemt dat zeer strikt. Als ik bijvoorbeeld gebruik maak van de arbeidskracht van een ander, als ik mij een voordeel verschaf dat wel wettelijk geoorloofd is, maar die de uitbuiting van een ander inhoudt, dan betekent dit voor een yogaleraar stelen.

Bij ons liggen de dingen in onze sociale situatie zo ingewikkeld, dat velen dit verbod overtreden zonder daarvan het geringste bewustzijn te hebben. Stel u hebt een vermogen en u zet dat op een bank. U doet niets daarmee, u buit niemand uit. Maar nu gaat de bankier speculeren en buit zo andere mensen met uw geld uit. Ook dan bent u in occulte zin verantwoordelijk, het belast uw karma. U ziet hieruit dat dit gebod bij een hogere ontwikkeling een diepe studie vereist.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 3 september 1906 (bladzijde 124)

Eerder geplaatst op 14 juni 2014

Talenten/Reïncarnatie/Karma

De meeste voorstellingen die we ons gewoonlijk over reïncarnatie en karma vormen berusten op een dwaling. U zult ongetwijfeld wel eens hebben meegemaakt dat een antroposoof een ander mens, die bijvoorbeeld goed kan rekenen, ontmoet, en zich dan gemakkelijk de voorstelling vormt dat die ander in de vorige incarnatie een goed rekenaar is geweest. Helaas stellen antroposofen die zich als zodanig onvoldoende hebben ontwikkeld vaak op deze manier incarnatiereeksen op. Er wordt dan eenvoudig aangenomen dat de vorige incarnatie te vinden is doordat men de talenten die in de huidige incarnatie te voorschijn komen ook zal moeten aantreffen in de voorafgaande of wellicht meerdere voorafgaande incarnaties.

Deze manier van speculeren is buitengewoon ondeugdelijk. Gewoonlijk zit men er dan naast, want de werkelijke waarnemingen met de middelen van de geesteswetenschap laten meestal precies het omgekeerde zien. Bij mensen die bijvoorbeeld in de vorige incarnatie goede rekenaars, goede wiskundigen waren, zien we dat ze in de huidige incarnatie geen wiskundige begaafdheid vertonen, die ontbreekt geheel. En wie wil weten welke gaven hij in de vorige incarnatie hoogstwaarschijnlijk had – ik wijs er op dat wij nu het gebied van de waarschijnlijkheid betreden – wie wil weten welk vermogen tot intelligentie, kunstzinnigheid, enzovoort hij in de vorige incarnatie heeft gehad, doet er goed aan om na te gaan waartoe hij in deze incarnatie het minst geschikt is, welke gaven het minst ontwikkeld zijn. Als dat duidelijk is geworden, zal blijken waarin men in de vorige incarnatie waarschijnlijk heeft uitgeblonken, op welk gebied men in het bijzonder begaafd was. Ik zeg ‘waarschijnlijk’, omdat deze dingen enerzijds vaak waar zijn, maar anderzijds dikwijls door andere dingen doorkruist worden.

Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat iemand in de vorige incarnatie een bijzondere wiskundige begaafdheid had, maar vroeg is gestorven, zodat deze wiskundige begaafdheid zich niet volledig heeft kunnen verwerkelijken; hij zal dan in zijn volgende incarnatie weer met een wiskundige begaafdheid geboren worden – en deze incarnatie zal zich dan als een voortzetting van de vorige voordoen. De jong gestorven wiskundige Abel zal in zijn volgende incarnatie ongetwijfeld met een sterke wiskundige begaafdheid geboren worden. Als een rekenaar daarentegen heel oud is geworden en zijn begaafdheid zich heeft uitgeleefd, zal de bewuste persoon in zijn volgende incarnatie bepaald dom zijn op het gebied van de wiskunde. Zo ken ik iemand die zo weinig wiskundig begaafd was, dat hij als schooljongen getallen eenvoudigweg haatte. Alleen doordat hij voor andere vakken bijzonder goede rapportcijfers kreeg kon hij de school doorlopen. Dat kwam doordat hij in de vorige incarnatie een bijzonder goed wiskundige was geweest.

Als men hier verder op ingaat blijkt het volgende. Waar men zich in een incarnatie op toelegt, dat wil zeggen wat men niet alleen uiterlijk maar ook innerlijk als beroep uitoefent, dat gaat in de volgende incarnatie over in de opbouw van de organen. Als men bijvoorbeeld in een incarnatie een bijzonder goed wiskundige is geweest, neemt men dat wat men zich eigen heeft gemaakt aan beheersing van getallen en wiskundige figuren mee naar een volgende incarnatie. Het wordt dan verwerkt in een bijzonder gedifferentieerde vorming van de zintuigen, bijvoorbeeld van de ogen. Mensen die een goed gezichtsvermogen hebben, ontvangen deze zorgvuldige ontwikkeling van de oogvormen doordat ze in de vorige incarnatie in vormen gedacht hebben, en dit denken-in-vormen hebben meegenomen. In de tijd tussen dood en nieuwe geboorte hebben zij de vormgeving van hun ogen op bijzonder verfijnde wijze verzorgd. De wiskundige begaafdheid is dan in het oog overgegaan en leeft zich niet meer als zodanig uit.

Een ander geval dat occultisten bekend is, is dat van een individualiteit die heel intens in architectonische vormen leefde. Wat deze persoon daar beleefde, vormde zich om tot innerlijke zielekrachten en werkte uiterst gedifferentieerd het gehoororgaan uit. Zo werd deze individualiteit in de volgende incarnatie een groot musicus. Niet een groot architect, want de belevingsvormen die bij de architectuur hoorden, werden tot orgaanopbouwende krachten, zodat er niets overbleef dan een zeer sterke muziekbeleving.

Als wij de allerdomste kanten van ons wezen ontdekken, kunnen deze ons vrijwel zeker op het spoor brengen van de dingen waarin wij in de voorafgaande incarnatie hebben uitgeblonken. Hier blijkt dat het voor de hand ligt om juist deze dingen van de verkeerde kant aan te pakken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 135 – Reïncarnatie en karma – Berlijn, 23 januari 1912 (bladzijde 14-16)

Overgenomen uit de Nederlandse vertaling door H. Beran-Muller van Brakel: Reïncarnatie en Karma (bladzijde 12-15) – Uitgeverij Vrij Geestesleven 1981

Eerder geplaatst op 7 juni 2011

Over stelen, uitbuiting, yoga

‘Niet stelen’, ook dat moet in strenge zin doorgevoerd worden. De Europeaan zal zeggen: Wij stelen niet. – Maar de oosterse yogi ziet de zaak niet zo eenvoudig. In de gebieden waar deze oefeningen voor het eerst verspreid werden door de grote leraren der mensheid, waren de omstandigheden veel eenvoudiger; daar kon men het begrip ‘stelen’ gemakkelijk vaststellen. Maar een yogaleraar zal niet toegeven, dat een Europeaan niet steelt, hij neemt dat zeer strikt. Als ik bijvoorbeeld gebruik maak van de arbeidskracht van een ander, als ik mij een voordeel verschaf dat wel wettelijk geoorloofd is, maar die de uitbuiting van een ander inhoudt, dan betekent dit voor een yogaleraar stelen. Bij ons liggen de dingen in onze sociale situatie zo ingewikkeld, dat velen dit verbod overtreden zonder daarvan het geringste bewustzijn te hebben. Stel u hebt een vermogen en u zet dat op een bank. U doet niets daarmee, u buit niemand uit. Maar nu gaat de bankier speculeren en buit zo andere mensen met uw geld uit. Ook dan bent u in occulte zin verantwoordelijk, het belast uw karma. U ziet hieruit dat dit gebod bij een hogere ontwikkeling een diepe studie vereist.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart, 3 september 1906 (bladzijde 124)

Eerder geplaatst op 22 maart 2012.

Niet weten, wél stelen?

In onze sociale verhoudingen liggen de dingen zo gecompliceerd, dat velen dit gebod (het gebod ‘Gij zult niet stelen’) overtreden zonder zich daarvan ook maar iets bewust te zijn. Stelt u zich voor dat u een som geld bezit en dat u dat geld bij een bank onderbrengt. U doet niets met dat geld, u buit er niemand mee uit. Maar nu komt de bankier, die speculeert en buit zo, met úw geld, anderen uit. In occulte zin bent ú daarvoor verantwoordelijk. Een rentenier bijvoorbeeld, wiens kapitaal zonder dat hij er weet van heeft in een jeneverstokerij is belegd, maakt zich net zo schuldig als de fabrikant die sterke drank fabriceert. Het niet-weten verandert niets aan het karma.

Bron: Rudolf Steiner, op 3 september 1906

Zie ook: Artikel van John Hogervorst in Driegonaal   

en: Artikel Frappant van Michel Gastkemper, de grootste kenner der antroposofie van West-Europa