Twee schadelijke stromingen

Wanneer er een overmacht aan Oosterse cultuur ontstaat, dan zou de wereld overspoeld worden met schimmige mystiek, de aarde zou overspoeld worden met een wezensvreemde theosofie. Zou die overmacht in het Westen ontstaan, dan zou de wereld overspoeld worden, getiranniseerd door alleen maar het materiële leven. Deze opdracht hebben wij: twee vreselijk schadelijke stromingen in de mensheid tegen te houden door een verstandige driegeleding van het sociale organisme, door het economische en geestesleven op zichzelf te stellen en de staat de mogelijkheid te ontnemen, deze dingen zo ver te laten komen dat vanuit het Westen en het Oosten over ons losbarstend, onze ondergang komt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 192 – Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen – Stuttgart, 1 juni 1919 (bladzijde 142)

Vertaling: Pieter Witvliet. Voor zijn vertaling van de gehele voordracht zie: VRIJESCHOOL – PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN

Eerder geplaatst op 5 juli 2018 

pooster5.001

Vervreemd van de werkelijkheid

De hele publieke opinie van de mensheid is niet gevormd vanuit een gevoel voor werkelijkheid, maar eigenlijk vanuit abstracties, abstracte theorieën. En als er iets komt wat niet uit abstracte theorieën bestaat, zoals de sociale driegeleding, iets wat uit het leven gegrepen is en dat men – omdat men niet meteen dertig banden schrijven kan, die de mensen ook niet zouden lezen – kort moet samenvatten, dan erkent men de realiteitszin niet, maar houdt, omdat men vandaag de dag geheel vervuld is van theorieën, juist dat pas helemaal voor een theorie. Men heeft helemaal geen gevoel meer voor wat aan de werkelijkheid ontsproten is, omdat men zich geheel en al van de werkelijkheid vervreemd heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 7 februari 1920 (bladzijde 170-171)

Rudolf-Steiner

Eerder geplaatst op 10 april 2017  (5 reacties)

Twee schadelijke stromingen

Wanneer er een overmacht aan Oosterse cultuur ontstaat, dan zou de wereld overspoeld worden met schimmige mystiek, de aarde zou overspoeld worden met een wezensvreemde theosofie. Zou die overmacht in het Westen ontstaan, dan zou de wereld overspoeld worden, getiranniseerd door alleen maar het materiële leven. Deze opdracht hebben wij: twee vreselijk schadelijke stromingen in de mensheid tegen te houden door een verstandige driegeleding van het sociale organisme, door het economische en geestesleven op zichzelf te stellen en de staat de mogelijkheid te ontnemen, deze dingen zo ver te laten komen dat vanuit het Westen en het Oosten over ons losbarstend, onze ondergang komt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 192 – Geisteswissenschaftliche Behandlung sozialer und pädagogischer Fragen – Stuttgart, 1 juni 1919 (bladzijde 142)

Vertaling: Pieter Witvliet. Voor zijn vertaling van de gehele voordracht zie: VRIJESCHOOL – PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE ACHTERGRONDEN

Vervreemd van de werkelijkheid

De hele publieke opinie van de mensheid is niet gevormd vanuit een gevoel voor werkelijkheid, maar eigenlijk vanuit abstracties, abstracte theorieën. En als er iets komt wat niet uit abstracte theorieën bestaat, zoals de sociale driegeleding, iets dat uit het leven gegrepen is en dat men – omdat men niet meteen dertig banden schrijven kan, die de mensen ook niet zouden lezen – kort moet samenvatten, dan erkent men de realiteitszin niet, maar houdt, omdat men vandaag de dag geheel vervuld is van theorieën, juist dat pas helemaal voor een theorie. Men heeft helemaal geen gevoel meer voor wat aan de werkelijkheid ontsproten is, omdat men zich geheel en al van de werkelijkheid vervreemd heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 7 februari 1920 (bladzijde 170-171)

Eerder geplaatst op 18 maart 2016

Dit is het wat ons economische leven vergiftigt

Een heel andere geest moet in ons economische leven komen. Deze geest zal vóór alles nieuw leven inblazen in het verband dat er bestaan moet tussen de mens en wat hij direct of indirect in de wereld produceert. Deze samenhang is voor veel takken van ons leven niet meer juist. Het is voor veel mensen onverschillig waaraan ze werken, hoe hetgeen waaraan ze werken zich in de sociale samenhang invoegt. Ze interesseren zich alleen voor hoeveel ze verdienen met hun werk, dat wil zeggen ze beperken alle interesse die ze in de uiterlijke, materiële wereld hebben tot de interesse in wat ze voor het bedrag aan geld kunnen hebben, aan wat ze in de situatie waarin ze in dit uiterlijke leven staan voor dit geld kunnen verkrijgen. Dit beperken tot de interesse in de verdiensten, niet in de zaak die gedaan wordt, dat is het wat in feite ons hele economische leven vergiftigt. Maar hier liggen ook de ernstige belemmeringen voor het begrip met betrekking tot de impuls van de driegeleding van het sociale organisme.

Bron: Rudolf Steiner – GA 337b – Soziale Ideen/Soziale Wirklichkeit/Soziale Praxis – Dornach, 10 oktober 1920 (bladzijde 206-207)