Hoe zal men deze mensheid bijbrengen dat er iets geestelijks bestaat? (1 van 2)

De mensheid heeft volkomen verleerd de geest in de ware gedaante te vatten; verleerd zich werkelijk te richten op de hogere werelden, totaal vergeten het begrip daarvan, zodat zo’n wereld voor hen eigenlijk niet meer bestaat. Hoe zal men deze mensheid, die slechts een gevoel voor het materiële heeft, bijbrengen dat er iets geestelijks bestaat? Waarom was het zo nodig de mensheid een bewustzijn van de geestelijke wereld bij te brengen?

Hier roeren we een van de belangrijkste geheimen, die in onze tijd sluimeren, aan. Ik heb hier al vaak erop gewezen waarom er eigenlijk een antroposofische beweging is, waartoe ze nodig is. Wie kan waarnemen in de spirituele wereld, die weet dat alles wat uiterlijk materieel bestaat, zijn geestelijke oorsprong heeft, uit het geestelijke stamt. Zo komt dan ook wat de mensen uiterlijk als gezondheid en ziekte hebben van hun gezindheid, van hun gedachten. Het is een volkomen waar spreekwoord: Wat je vandaag denkt, dat ben je morgen. – Het moet u duidelijk zijn dat als een tijdperk slechte, verdorven gedachten heeft, de volgende generatie en het volgende tijdperk dit fysiek te boeten heeft. […]

Niet straffeloos zijn de mensen van de 19de eeuw begonnen zo grof materieel te denken, zich zo af te keren met hun verstand van al het spirituele. Wat de mensen toen gedacht hebben, dat zal zich vervullen. En we zijn er niet zo ver vanaf dat merkwaardige ziekten en epidemieën in de mensheid zullen opkomen.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 264 – Zur Geschichte und aus den Inhalten der ersten Abteilung der Esoterischen Schule 1904 – 1914  – Berlijn, 29 januari 1906 (bladzijde 378)

Eerder geplaatst op  6 augustus 2015   (3 reacties)

Een slechte gedachte is voor de ziel hetzelfde als een klap in het gezicht  

Dat beseffen tegenwoordig alle mensen wel, dat het iets zeer werkelijks, een zeer echte realiteit is, wanneer ik iemand met mijn hand een klap geef. Maar niet zo gemakkelijk geloven de mensen dat het iets werkelijks is, als ik iemand een slechte gedachte zend. Dat moeten we ons bewust maken, dat de slechte gedachte waarmee ik mijn medemensen tegemoet treedt, de gedachte van antipathie, van haat, voor zijn ziel hetzelfde is als een klap in het gezicht van de mens. En een schadelijk gevoel, een gevoel van haat en liefdeloosheid waarmee ik tegenover de medemensen sta, ze zijn werkelijk als de gewone uiterlijke verwonding die men een mens toebrengt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 264 – Zur Geschichte und aus den Inhalten der ersten Abteilung der Esoterischen Schule 1904 – 1914 (bladzijde 373-374)

Eerder geplaatst op 22 januari 2015