Over kinderen met slechte eigenschappen

Men heeft natuurlijk niet alleen voorbeeldige kinderen, maar ook kinderen die onder bepaalde omstandigheden, zoals men het beoordeelt, slechte eigenschappen in zich hebben, daarover zou ik het volgende willen opmerken. […] 

U moet wel bedenken dat een zogenaamd slechte eigenschap van een kind dat zich gevormd heeft, laten we zeggen tot het zevende jaar, niet altijd in absolute zin een slechte eigenschap is. Menig misschien zelfs tot aan genialiteit reikend vermogen op latere leeftijd voert geheel organisch terug naar een zogenaamd slechte eigenschap, die men had op twee-, drie-, vierjarige leeftijd. 

Een eigenschap, ik noem meteen een van de slechtste eigenschappen, de wreedheid die bij een kind kan voorkomen, deze wreedheid kan men inderdaad tussen het zevende en veertiende jaar in de ene of de andere richting overwinnen, als men daarvoor pedagogisch bekwaam genoeg is. De impulsen van de mens die in de wreedheid liggen, kunnen onder bepaalde omstandigheden zo omgebogen worden dat ze de aandrift tot iets van het allerbeste worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 307 – Gegenwärtiges Geistesleben und Erziehung – Ilkley (Yorkshire), 7 augustus 1923 (bladzijde 260)

 Eerder geplaatst op 28 september 2015  (1 reactie)

De innerlijke scholing maakt de mensen niet alleen beter

De innerlijke scholing maakt de mensen niet alleen beter, dat moet uitdrukkelijk gezegd worden. Een mens kan nog zo’n hoge intellectuele ontwikkeling of morele deugden hebben, er verbergen zich in zijn ziel nog altijd onevenwichtige slechte eigenschappen, die meestal door de conventionele moraal verdoezeld worden. De mens is eigenlijk slechter dan waarvoor men hem gewoonlijk aanziet. Bij een esoterische ontwikkeling, die de mens nu zelf in de hand neemt, komen zijn ondeugden onvermijdelijk naar voren, en hier moet de esotericus al zijn kracht gebruiken om ze te overwinnen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266b – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Band II: 1910 – 1912  – Stuttgart, 23 februari 1912 (bladzijde 336)

Eerder geplaatst op 31 augustus 2015 (7 reacties)

Soms is het een gevaarlijke zaak…

Het eerste wat de mens kan doen om de helderziende krachten te wekken, is dat de moraliteit en de handelingen overeenstemmen (Duits: eins werden). Dit is de beste scholing voor de helderziende krachten. Daarom wordt altijd benadrukt dat men eigenlijk door niets anders als door verhoging van het morele karakter tot de helderziende krachten zou moeten komen. […] We zien dat mensen die door allerlei andere manieren helderziende krachten ontwikkeld hebben, bepaalde slechte eigenschappen vertonen, die ze vroeger niet of nauwelijks hebben gehad; bijvoorbeeld grote leugenaars worden, als ze beginnen helderziende vermogens te ontwikkelen. – Ja, soms is het een zeer gevaarlijke zaak voor het karakter van een mens, vooral als hij tot helderhorendheid komt. Helderziendheid is nog niet zo gevaarlijk als helderhorendheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen/Die drei Wege der Seele zu Christus – Zürich, 15  januari 1912 (bladzijde 49)

Zie ook: De gulden regel

Eerder geplaatst op 23 oktober 2014

Over kinderen met slechte eigenschappen

Men heeft natuurlijk niet alleen voorbeeldige kinderen, maar ook kinderen, die onder bepaalde omstandigheden, zoals men het beoordeelt, slechte eigenschappen in zich hebben, daarover zou ik het volgende willen opmerken. […] U moet wel bedenken, dat een zogenaamd slechte eigenschap van een kind, dat zich gevormd heeft, laten we zeggen tot het zevende jaar, niet altijd in absolute zin een slechte eigenschap is. Menig misschien zelfs tot aan genialiteit reikend vermogen op latere leeftijd voert geheel organisch terug naar een zogenaamd slechte eigenschap, die men had op twee-, drie-, vierjarige leeftijd. Een eigenschap, ik noem meteen een der slechtste eigenschappen, de wreedheid die bij een kind kan voorkomen, deze wreedheid kan men inderdaad tussen het zevende en veertiende jaar in de ene of de andere richting overwinnen, als men daarvoor pedagogisch bekwaam genoeg is. De impulsen van de mens die in de wreedheid liggen, kunnen onder bepaalde omstandigheden zo omgebogen worden, dat ze de aandrift tot iets van het allerbeste worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 307 – Gegenwärtiges Geistesleben und Erziehung – Ilkley (Yorkshire), 7 augustus 1923 (bladzijde 260)

Eerder geplaatst op 1 maart 2014

Menigeen zou, als hij zijn lagere natuur volgde, wellicht kwaadaardige, slechte eigenschappen openbaren

Menigeen die onder ons leeft, zou, als hij zijn lagere natuur volgde, wellicht kwaadaardige, slechte eigenschappen openbaren (Duits: zutage fördern), maar in hem leeft, gemengd met deze lagere natuur, de hogere die deze in toom houdt. Die vermenging is in vergelijking zoals wanneer we in een glas een gele en een blauwe vloeistof mengen, wat een groene vloeistof geeft waarin we geel en blauw niet meer kunnen onderscheiden. Zo is ook in de mensen de lagere natuur met de hogere natuur vermengd en beide zijn niet meer van elkaar te onderscheiden. Zoals u dan uit de groene vloeistof door chemische middelen de vloeistof zou kunnen scheiden, zodat de enkele groene vloeistof in een volledige tweevoudigheid, in blauw en geel gescheiden wordt, zo scheiden zich bij de occulte ontwikkeling de lagere van de hogere natuur. Ze trekken de lagere natuur uit het lichaam zoals het zwaard uit de schede, die dan op zichzelf blijft (Duits: für sich allein bleibt). Deze lagere natuur komt dan zo naar buiten, dat het bijna griezelig lijkt. Toen deze nog gemengd was met de hogere natuur, was daarvan niets te merken. Nu echter, nu deze gescheiden is, komen alle boosaardige, slechte eigenschappen naar voren.

Mensen die voorheen als welwillend verschenen, worden vaak ruziezoekend  en jaloers. Deze eigenschappen zaten vroeger al in hun lagere natuur, maar werden door de hogere beheerst. Dat kunt u bij veel mensen waarnemen, die op afwijkende wegen geleid worden. Bijzonder gemakkelijk wordt de mens tot een leugenaar, als hij in de bovenzinnelijke wereld gevoerd wordt. Hij verliest het vermogen om het ware van het valse te onderscheiden. Het is noodzakelijk bij de occulte scholing, dat parallel met deze de strengste scholing van het karakter samengaat. Wat de geschiedenis van de heiligen over hun verleidingen vertelt, is geen legende, maar letterlijke waarheid.

Bron: Rudolf Steiner – GA 54 – Die Welträtsel und die Anthroposophie – Berlijn, 7 december 1905 (bladzijde 209-210)