Een skelet van stro tegenover de levende werkelijkheid

Hoewel er geesteswetenschap moet zijn, ondanks het feit dat onze tijd geesteswetenschap vereist, moeten we het in zekere opzicht toch ervaren als een skelet van stro tegenover de levende werkelijkheid. Dat is bepaald niet te veel gezegd. Want voor zover antroposofie of geesteswetenschap alleen ons verstand bezighoudt, voor zover we er alleen met het intellect bij zijn, voor zover we alleen schema’s en technische termen vormen, in het bijzonder in de gedeelten die op de mens zelf betrekking hebben, in zoverre is antroposofie een levenloos skelet.

En het begint pas wat draaglijker te worden als we bijvoorbeeld de verschillende toestanden kunnen weergeven (Duits: ausmalen) van Saturnus, Zon en Maan en de vroegere aardetijdperken, of de activiteiten van de verschillende hiërarchieën. Gruwelijk is het echter om ervan te spreken: de mens bestaat uit fysiek lichaam, etherlichaam, astraallichaam en ik – of zelfs uit Manas en Kama-Manas – en nog afschuwelijker is het als men in schema’s en op lijsten deze dingen weergegeven heeft.

Ik kan me nauwelijks iets verschrikkelijkers indenken dan de gehele, op zichzelf grandioze mens en dan daarnaast op een schoolbord de mens met de zeven wezensdelen; in een grote zaal omringd te zijn door een groot aantal mensen en naast zich een schoolbord te hebben met een schema (Duits: Skala) van de zeven menselijke elementaire wezensdelen. Ja, zo is het. Maar zo moeten we het ervaren, er is geen ontkomen aan. […] Dat is de missie van onze tijd.

Bron: Rudolf Steiner – GA 286 – WEGE ZU EINEM NEUEN BAUSTIL – Berlijn, 12 december 1911 (bladzijde 28-29)

Waar is het woord dat Leonardo da Vinci gesproken heeft

Het is niet de hoofdzaak dat we weten: De mens bestaat uit fysiek lichaam, etherlichaam, astraallichaam en Ik, hij gaat door verschillende incarnaties, de aarde heeft gedurende haar bestaan verschillende planetaire stadia doorlopen, het Saturnusstadium, het Zonnestadium, het Maanstadium. – Dit te weten is niet het belangrijkste; het belangrijkste en wezenlijke is dat we ons leven door de antroposofie op zodanige wijze kunnen transformeren, zoals de toekomst van de aarde het vereist.

Dat kunnen we ons niet diep genoeg realiseren, en niet vaak genoeg kunnen we ons in dit opzicht aansporen. Want de gevoelens die we door de impuls van de kennis van  de bovenzinnelijke wereld van onze bijeenkomsten meenemen, en waarmee we dan door het leven gaan, die zijn het belangrijkste in het antroposofische leven.

Daarom is het niet voldoende dat we in de antroposofie alleen wat weten, maar in de antroposofie weten we voelend en voelen we wetend. Alleen moeten we beseffen hoe onjuist het is om, zonder wat van de wereld te weten, te geloven dat men de wereld recht kan doen (Duits: das man der Welt gerecht werden kann). Waar is het woord dat Leonardo da Vinci gesproken heeft: De grote liefde is de dochter van de grote kennis. En wie niet weten wil, die leert ook niet in ware zin liefhebben.

Bron: Rudolf Steiner – GA 141 – Das Leben zwischen dem Tode und der neuen Geburt im Verhältnis zu den kosmischen Tatsachen – Berlijn, 4 maart 1913 (bladzijde 170-171)