Liefde gaat boven mening

Liefde gaat boven mening. De meest verschillende meningen kunnen worden verdragen als mensen liefde voor elkaar hebben. Daarom is het logisch dat in het antroposofische wereldbeeld geen religie wordt aangevallen en op geen enkele religie bijzondere nadruk wordt gelegd, maar ze worden alle begrepen en er kan zich broederschap ontwikkelen ​​omdat de leden van de verschillende religies elkaar begrijpen.

Dit is een van de belangrijkste taken van de mensheid tegenwoordig en in de toekomst: dat mensen leren met elkaar te leven en elkaar te begrijpen. En zolang deze menselijke sociale gezindheid zich niet ontwikkelt, kan er geen sprake zijn van een occulte ontwikkeling.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor  dem  Tore  der  Theosophie – Stuttgart, 1 september 1906 (bladzijde 109-110)

occultists-rudolf-steiner-drawing-based-on-a-photograph-taken-in-1923-MC6FPB

Eerder geplaatst op 28 juli 2020  (9 reacties)

Antroposofie wil geen nieuwe religie zijn

Dat religie er alleen maar bij kan winnen als het wetenschappelijk wordt verdiept, dat kan door het waarlijk religieuze gemoed worden begrepen. En spirituele wetenschap wil niet iets zijn dat te maken heeft met een stichting van een nieuwe religie. Ze wil geen nieuwe sekte vestigen. Ze wil geen profeten of religieuze grondleggers voortbrengen. De tijd van de stichting van religies is voorbij, de tijd van de profeten is voorbij. De mensheid is zelfstandig (Duits: reif) geworden. En mensen die in de toekomst op de manier van een profeet voor de mensheid zouden willen optreden, zullen een ander lot hebben dan de oude profeten. De oude profeten, ze zijn terecht volgens de geaardheid van hun eigen tijd vereerd als uitzonderlijke mensen. Profeten van de huidige tijd, die het op de oude wijze zouden willen zijn, zullen hun lot ervaren: ze zullen worden uitgelachen! 

Geesteswetenschap heeft geen profeten nodig, want de geesteswetenschap gaat er in de basis geheel en al vanuit dat wat zij te zeggen heeft, eigendom is van de diepten van de menselijke ziel, die diepten waar de menselijke ziel gewoon niet altijd helder kan oplichten (Duits: nicht immer hineinleuchten kann). En wat de spirituele onderzoeker zegt, wil hij zeggen als een gewone onderzoeker. Hij wil de aandacht vestigen op wat noodzakelijk is. De spirituele onderzoeker zegt: ik heb het gevonden; als je zoekt, zul je het zelf vinden! En meer en meer zullen de tijden naderen waarin de spirituele wetenschapper zal worden erkend als een gewone onderzoeker, zoals de chemicus, de bioloog als onderzoeker worden erkend in hun vakgebied; alleen de spirituele onderzoeker onderzoekt in het gebied dat elke menselijke ziel aangaat.

Bron: Rudolf Steiner – GA 155 – ANTHROPOSOPHIE UND CHRISTENTUM – Norrköping, 13 juli 1914 (bladzijde 231-232)

Eerder geplaatst op 24 oktober 2018

Anna_Eunike1_WEB

Anna Eunike (1853 – 1911) eerste echtgenote van Rudolf Steiner

De dood van iets wat men voor religie houdt

Ik kan het nauwelijks begrijpen dat juist van theologische kant ook onlangs weer betoogd werd tegen de antroposofie dat zij het religieuze leven doodt. Bijvoorbeeld is de zin gevallen: Het leven van de antroposofie betekent de dood van de religie. 

Nu, het antroposofische leven hangt samen met het leven van de menselijke ziel, dat juist de meest innige religieuze krachten ontwikkelt. Dit antroposofische onderzoek naar de bovenzinnelijke werkelijkheden kan niet de dood van de religie betekenen, maar hoogstens de dood van iets wat men voor religie houdt en eigenlijk al dood is. Dan zou antroposofie op het al gestorven zijn kunnen wijzen, het zou in zekere zin een soort lijkschouwing zijn. 

Naar haar wezen moet de antroposofie, omdat ze een levensvolle weg in de bovenzinnelijke werkelijkheid is, tegelijk een middel zijn om de religieuze gevoelens, het gehele religieuze besef van de mensen met toewijding aan de bovenzinnelijke wereld te verhogen, te beleven, te verwarmen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 79 – Die Wirklichkeit der höheren Welten – Kristiania (Oslo), 25 november 1921 (bladzijde 40-41)

Eerder geplaatst op 9 december 2017  (1 reactie)

41JseGrg5lL._SX332_BO1,204,203,200_

Het geloven op gezag is overgegaan van de religie naar de wetenschap

De mens is er tegenwoordig zo trots op om tegen zichzelf te zeggen dat hij alleen maar gelooft aan wat hij met zijn eigen, persoonlijke wezen bevatten kan. En toch is het als men dieper kijkt zo alsof het oude autoriteitsgeloof van de religies op een ander gebied overgesprongen is, en dit gebied is juist wat men met grote onzekerheid, maar met een des te sterker geloof, abstract “de wetenschap” noemt. – Zodra de mens vandaag de dag hoort: “de wetenschap”, dan komt er weer van alles in hem op wat voorheen van het oude autoriteitsgeloof in een heel andere richting ging.

Wat wetenschappelijk zou zijn vastgesteld, dat is tegenwoordig – om redenen die de mensen in wijdverbreide kring zich helemaal niet goed duidelijk maken – een autoriteit van veel grotere macht dan ooit een autoriteit geweest is. 

Hoe vaak hoort men vandaag de dag als antwoord op het een of ander wat als vraag opkomt uit het menselijk innerlijk: ‘De wetenschap zegt dit of dat.’ Deze algemene macht, de wetenschap, heeft nu alle autoriteit voor zich opgeëist. Ze heeft deze autoriteit bij de mensen, die over zichzelf van mening zijn dat ze op de hoogte van hun tijd zijn, ook met betrekking tot levensbeschouwingsvragen in aanspraak genomen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 77a – Die Aufgabe der Anthroposophie gegenüber Wissenschaft und Leben – Darmstadt, 28 juli 1921 (bladzijde 56-57)

Eerder geplaatst op 16 november 2017  (3 reacties)

rudolf-steiner-ga-77a-die-aufgabe-der-anthroposoph

Verandering

De sterkste impulsen, die in het gewone leven op deze verandering (van karaktereigenschappen, temperamenten enz. R.v.D.) aansturen, zijn die van religieuze aard. Wanneer het Ik de impulsen, die uit de religie voortkomen, telkens en telkens weer op zich laat inwerken, dan vormen die in hem een macht, die tot in het etherlichaam doorwerkt en dit op dezelfde wijze verandert, als geringere drijfveren van het leven de verandering van het astraallichaam bewerken.  

Deze geringere drijfveren van het leven, die door leren, nadenken, veredeling van gevoelens enz. tot de mens komen,  staan onder de invloed van het op velerlei wijze afwisselende bestaan; religieuze gevoelens drukken echter op al het denken een zekere stempel van eenheid. Zij verbreiden als het ware een gemeenschappelijk, onverdeeld licht over het gehele zieleleven. De mens denkt en voelt heden dit, morgen dat. De meest uiteenlopende redenen geven daartoe aanleiding. 

Wie echter door zijn religieuze gevoel – van welke aard het dan ook mag zijn – iets bevroedt, wat alle veranderlijkheid doortrekt, die zal al hetgeen hij heden denkt en voelt evenzeer op deze grondstemming betrekken, als hetgeen zijn ziel morgen ervaart. De religieuze belijdenis grijpt daardoor diep in het zieleleven in; de invloeden ervan worden in de loop van de tijd voortdurend sterker, omdat zij bij voortdurende herhaling werken. Daarom krijgen zij de macht om op het etherlichaam in te werken.  

Op een dergelijke wijze werken de invloeden van de ware kunst op de mens in. Wanneer hij door de uiterlijke vorm, door kleur en klank van een kunstwerk de geestelijke achtergrond ervan met zijn voorstellingsvermogen en gevoel doordringt, dan werken de impulsen die het Ik daardoor ontvangt, inderdaad ook tot in het etherlichaam door. Als men deze gedachtengang tot het einde doordenkt, kan men begrijpen, welk een onmetelijke waarde de kunst voor alle menselijke ontwikkeling heeft. Hiermee zijn slechts enkele dingen aangeduid, die aan het ik de impulsen schenken, om op het etherlichaam in te werken. Er zijn veel zulke invloeden in het menselijke leven, die voor de waarnemende blik niet zo duidelijk blijken als de hier genoemde.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS: Wesen der Menschheit – bladzijde 73-74

Deze vertaling is van F. Wilmar 

4697_steiner