Planteneters hebben een heel lang darmkanaal; zo is het ook bij de mens. Maar als iemand temidden van een bepaald volk of ras geboren is en al zijn voorouders hebben vlees gegeten, dan heeft hij een korter darmkanaal; de darmen zijn korter geworden, te kort voor algeheel vegetarisme. Zo iemand moet eerst van alles doormaken om in staat te zijn gezond te blijven als hij alleen maar plantaardig voedsel gebruikt.
Maar men mag in dit opzicht niet fanatiek zijn. Er zijn mensen die onmogelijk zonder vlees kunnen. Daarom moet zorgvuldig onderzocht worden of zij werkelijk zonder vlees kunnen leven. Maar àls men het zonder vlees kan stellen, voelt men zich als men van vleesvoeding op vegetarisme overgaat sterker dan tevoren. Dit is namelijk de moeilijkheid: velen kunnen niet leven zonder vlees. Als men het zich echter kan ontzeggen, voelt men zich als vegetariër sterker, omdat men dan geen vreemd vet hoeft af te zetten, maar slechts zijn eigen vet krijgt; daarin voelt men zich dan sterk.
Ik kan van mijzelf zeggen dat ik weet dat ik de inspanningen die ik mij al sinds lange tijd, namelijk de laatste 24 jaar, heb moeten getroosten, anders niet had kunnen volhouden! Ik zou bijvoorbeeld niet hele nachten hebben kunnen doorreizen en de volgende dag een voordracht houden. Want wat wij in onszelf voor onszelf moeten toebereiden als vegetariër, wordt voor ons gedaan wanneer wij dit werk eerst door het dier laten verrichten. Zo zit dat. Maar nu moet u niet denken dat ik propaganda maak voor het vegetarisme; eerst moet onderzocht worden of iemand volgens zijn aanleg werkelijk vegetariër kan worden of niet.
Bron: Rudolf Steiner – GA 354 – Die Schöpfung der Welt und des Menschen – 31 juli 1924 (bladzijde 108-109 )
Overgenomen uit het boek Voeding en Bewustzijn – 1988 Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist. (bladzijde 68-69) Vertaling door A. Goedheer-de Keizer, verzameld en bewerkt door A.B. van der Laan-Schepers
