De studenten vervelen zich meestal ontzettend

De studenten vervelen zich meestal ontzettend bij de dingen, die hen als voorbereiding voor hun studie worden voorgezet. Dat ligt echter niet aan de natuurwetenschap, maar aan de mensen die deze behandelen. Daarom zou men nooit moeten spreken over de ‘saaie natuurwetenschap’, maar over de ‘saaie professoren’. Aan de natuurwetenschap ligt het werkelijk niet; die biedt inderdaad iets gedegens. Ik zou willen zeggen: hoewel de lieden, die in deze tijd natuurwetenschap doceren, dikwijls nòg zo zeer van alle goede geesten verlaten zijn – de natuurwetenschap zèlf werkt met goede geesten!

Maar nu laten wij even de resultaten van zo’n buitengewoon gedegen onderzoek buiten beschouwing, en we wenden ons tot de psychologen en filosofen. Als we dan merken, hoe deze over de ziel of zelfs over het eeuwige in de mens spreken en we laten alles terzijde wat daarbij overgeërfde traditie is, worden we al gauw gewaar, dat het woorden zijn, niets dan woorden, waarmee een mens eigenlijk niets kan beginnen. Wanneer de mens van deze tijd zich met de diepste behoeften van zijn ziel tot een filosofie of psychologie wendt, zal hij het zeker niet alleen saai vinden, maar vindt hij zelfs totaal niets meer wat bij zijn vragen aansluit.

Bron: Rudolf Steiner – GA 231 – Der übersinnliche Mensch anthroposophisch erfaßt – Den Haag, 13 november 1923 (bladzijde 60-61)

Vertaling door M. Macintosh, overgenomen uit Rudolf Steiner – Tussen dood en nieuwe geboorte – 1979 Uitgeverij Vrij Geestesleven Zeist (bladzijde 58)

Eerder geplaatst op 25 oktober 2017

2511wetverveling

Gezond mensenverstand

Zelfs een ingewijde heeft niets aan zijn bovenzinnelijke ervaringen, als hij niet het gezonde mensenverstand juist ontwikkelt. Als vandaag de dag iemand zo denkt – neemt u dit, wat ik nu zeg, werkelijk zeer ernstig – dat hij zeer goed aan de eisen voldoet, die tegenwoordig bij onze schoolexamens aan de mensen gesteld worden, wanneer hij zich zulke denkgewoonten eigen heeft gemaakt, dat hij bij het huidige professorendom op de meest bevredigende wijze de examens afleggen kan, dan is zijn gezonde mensenverstand zo verwrongen dat hij, ook al worden hem op een presenteerblaadje miljoenen ervaringen van de bovenzinnelijke wereld aangereikt, ze net zomin zou zien als hij in een donkere kamer fysiek zou kunnen zien, wat er in deze donkere kamer aanwezig is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 18 januari 1920 (bladzijde 96)

gezond-verstand-1

Eerder geplaatst op 22 maart 2017  (5 reacties)

Juist de vrijdenkers en materialisten zijn de ergste dogmafanatici

Velen in de Europese bevolking geloven tegenwoordig dat men van dogma’s vrij is, maar juist de vrijdenkers en materialisten zijn de ergste dogmafanatici. Het materialistische dogma is nog veel onderdrukkender dan alle andere. De onfeilbaarheid van de paus geldt voor velen niet meer, maar wel echter de onfeilbaarheid van universiteitsprofessoren. Ook de meest liberale is, ondanks de beweringen van het tegendeel, aan de dogma’s van het materialisme onderworpen. Wat voor een dogma’s zijn er bijvoorbeeld bij juristen, medici en zo meer. Elke professor leert zijn dogma. Of ook: Hoe zwaarwegend is het dogma van de onfeilbaarheid van de publieke mening, de dagelijkse krant.

Bron: Rudolf Steiner – GA 95 – Vor dem Tore der Theosophie – Stuttgart,  3 september 1906 (bladzijde 126)

Eerder geplaatst op 25 mei 2014

Gezond mensenverstand

Zelfs een ingewijde heeft niets aan zijn bovenzinnelijke ervaringen, als hij niet het gezonde mensenverstand juist ontwikkelt. Als vandaag de dag iemand zo denkt – neemt u dit, wat ik nu zeg, werkelijk zeer ernstig -, dat hij zeer goed aan de eisen voldoet, die tegenwoordig bij onze schoolexamens aan de mensen gesteld worden, wanneer hij zich zulke denkgewoonten eigen maakt, dat hij bij het huidige professorendom op de meest bevredigende wijze de examens afleggen kan, dan is zijn gezonde mensenverstand zo verwrongen, dat hij, ook al worden hem op een presenteerblaadje miljoenen ervaringen van de bovenzinnelijke wereld aangereikt, ze net zomin zou zien, als hij in een donkere kamer fysiek zou kunnen zien, wat er in deze donkere kamer aanwezig is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 18 januari 1920 (bladzijde 96)

Eerder geplaatst op 27 februari 2016