Als men een levenspraktische levensbeschouwing (als de antroposofie) in zich opneemt, dan wordt men daardoor niet een van de wereld afgekeerde theoreticus, maar een bekwaam mens. Nu wil ik niet beweren dat allen die zich in de antroposofische beweging bevinden, alle idealen in deze richting vervullen. Dat is niet het geval. Ik ken nog altijd mannen in de antroposofische vereniging die niet in staat zijn, als bij hun een broeksknoop afscheurt, vergeeft u de harde uitdrukking, hem ook zelfstandig naar alle regels der kunst weer aan te naaien. Men is natuurlijk geen volledig mens, als men dat niet kan. En bovenal, de gezindheid ontbreekt nog dikwijls, die zich uitspreekt met de woorden: Men kan geen filosoof zijn als men niet in staat is, als het nodig is, zich ook zelf de laarzen te lappen. – Het is natuurlijk wat extreem uitgedrukt, maar het zegt dat wat u wel zult begrijpen.
Bron: Rudolf Steiner – GA 303 – Die gesunde Entwickelung des Menschenwesens -Eine Einführung in die anthroposophische Pädagogik und Didaktik – Dornach, 30 december 1921 (bladzijde 144-145)
P.S. In eerste instantie dacht ik: wat is dit nu voor geklets? Want het is nogal wat om te zeggen dat iemand niet een volledig mens is als hij geen knopen kan aannaaien. Maar ik denk dat men deze uitspraken niet te letterlijk moet nemen. Steiner bedoelt volgens mij dat men door de antroposofie of filosofie een praktisch, realistisch mens moet worden en niet een wereldvreemde theoreticus. De goede boom kent men aan zijn vruchten, dat bedoelt hij volgens mij ongeveer.