Monnikleven/Praktisch leven

We zouden graag de stemming van het mediteren over ons gehele leven uitbreiden. Dat gaat echter niet, omdat we dan onbruikbaar voor het fysieke leven worden. Neemt een mens het voorrecht op zich om zijn huidige leven geheel aan de meditatie te wijden, dus een klooster- of monnikleven te leiden, dan wordt hij in het volgende leven des te meer voor de taak gesteld in het praktische leven, ondanks wellicht versterkte spirituele krachten, actief te zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266b – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Band II: 1910-1912 – Berlijn, 26 januari 1912 (bladzijde 312)

Eerder geplaatst op 26 augustus 2015  (8 reacties)

Monnikleven/Praktisch leven

We zouden graag de stemming van het mediteren over ons gehele leven uitbreiden. Dat gaat echter niet, omdat we dan onbruikbaar voor het fysieke leven worden. Neemt een mens het voorrecht op zich om zijn huidige leven geheel aan de meditatie te wijden, dus een klooster- of monnikleven te leiden, dan wordt hij in het volgende leven des te meer voor de taak gesteld in het praktische leven, ondanks wellicht versterkte spirituele krachten, actief te zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266b – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Band II: 1910-1912 – Berlijn, 26 januari 1912 (bladzijde 312)

Eerder geplaatst op 7 januari 2014

Allerlei van die verwarde, fantastische speculaties

Veel van onze tijdgenoten hebben vanuit een min of meer oppervlakkige kennisname de idee gekregen, dat de geesteswetenschap iets is, wat veraf ligt van alle praktijk van het leven, zo ongeschikt als maar mogelijk is, om op een of andere manier in te grijpen in dit praktische dagelijks leven. Niet zelden zult u een voorstelling aantreffen, die zich uitdrukt in de woorden: Ach, die geesteswetenschap is iets voor enkele lieden, die zat van het leven zijn, die niets praktisch te doen hebben en die daarom tijd in overvloed hebben om zich met allerlei van die verwarde, fantastische speculaties, zoals de geesteswetenschappelijke ideeën het zijn, bezig te houden.

Nu zal van meet af aan niet ontkend worden, dat in feite een dergelijke tegenwerping bij vele verschijnselen, die zogezegd als theosofisch/antroposofisch optreden, zelfs gerechtvaardigd is, dat het in veel gevallen voorkomt, dat degenen die zich met spirituele dingen, spirituele ideeën en voorstellingen bezighouden, werkelijk zo vreemd als mogelijk tegenover het alledaagse leven staan. Maar zelfs onder degenen die zwaar te strijden en te werken hebben in het dagelijks leven en zich slechts met moeite staande houden, zijn er mensen die uit innerlijke sympathie, vanuit een hartsverlangen naar de geesteswetenschap worden gedreven. Onder dezen zal er menigeen zijn, voor wie deze dualiteit – het dagelijks beroep, de dagelijkse arbeid, het moeizame werken (Duits:Walten) van ’s morgens tot ’s avonds, en dan het opgaan in de grote ideeën – iets heerlijks heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Die Erkenntnis der Seele und des Geistes – Berlijn, 12 maart 1908 (bladzijde 227-228)

Eerder geplaatst op 6 juli 2013