Plezier in het onderwijs

De mens leeft als kind in de leeftijd tussen de tandenwisseling en de geslachtsrijpheid eigenlijk voortdurend in het nu en interesseert zich voor het in het nu aanwezige. En daarmee moet bij het onderwijs en de opvoeding voortdurend rekening worden gehouden dat de basisschoolleerling (Duits: Volksschüler) eigenlijk doorlopend in het nu leven wil. Hoe leeft men dan in het nu? In het nu leeft men als men op een niet animale, maar menselijke wijze van de wereld om zich heen geniet. In feite wil het kind als basisschoolleerling ook in het onderwijs de wereld genieten. We moeten daarom niet verzuimen zo te onderwijzen dat niet op animale, maar in hogere, menselijke zin het onderwijs werkelijk voor het kind een soort genieten is en niet iets wat bij hem antipathie en afkeer oproept.

Bron: Rudolf Steiner – GA 293 – Allgemeine Menschenkunde als Grundlage der Pädagogik – Stuttgart, 30 augustus 1919 (bladzijde 143)

Eerder geplaatst op 1 juli 2016 (13 reacties)

Zelfkastijding/Plezier

Als iemand, die er een groot genoegen aan beleeft om elke avond naar het café chantant te gaan of zijn acht glazen bier te drinken, mensen ziet die in geestelijke beschouwingen vreugde vinden, dan zegt hij: Ze kastijden zichzelf. – Nee, kastijden zouden deze mensen zich als ze bij hem gingen zitten. Wie aan het café chantant en dergelijke plezier beleeft, die hoort daar, en het zou verkeerd zijn hem die vreugde te ontnemen. Gezond zou het alleen zijn als hij de zin daaraan verliest.

Men moet eraan werken om de genietingen, de bevredigingen te zuiveren. Niet omdat het hun een ongenoegen is, voegen de antroposofen zich bij elkaar om over hogere werelden te spreken, maar omdat het hun de hoogste lust is. Voor hen zou het een vreselijke ontzegging zijn om te gaan zitten kaart spelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Die Erkenntnis der Seele und des Geistes – München, 5 december 1907 (bladzijde 219-220)

Eerder geplaatst op 9 april 2016

Praktische denkscholing

Er zijn drie dingen in aanmerking te nemen als de mens werkelijk een scholing in de zin van praktisch denken op zich wil nemen: ten eerste moet de mens interesse ontwikkelen voor de hem omgevende uiterlijke werkelijkheid, interesse inzake feiten en objecten. Interesse in de wereld om ons heen, dat is het toverwoord voor de denkscholing. Lust en liefde voor wat we doen, dat is het tweede. En voldoening in hetgeen waarover we nadenken, dat is het derde. Wie deze drie dingen inziet: belangstelling voor de omgeving, lust en liefde voor wat we doen en plezier in het nadenken, die zal spoedig vinden dat dit de belangrijkste eisen zijn, die aan een praktische ontwikkeling van het denken te stellen zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 057 – Wo und wie findet man den Geist? – Berlijn, 11 februari 1909 (Bladzijde 252)

Eerder geplaatst op 5 september 2013

Zwangerschap/Verveling/Waterhoofd

Er zijn kinderen die geboren worden met een waterhoofd. In de meeste gevallen waarin dat gebeurt, is bij terugzien na te gaan dat de moeder zich in de eerste maanden – speciaal de eerste weken – van de zwangerschap vreselijk verveeld heeft, hoewel ze de behoefte heeft aan veel gezelligheid. De man zat veel in de kroeg, enz. De moeder heeft zich afschuwelijk verveeld en het gevolg daarvan is dat ze onbewust niet de nodige kracht heeft gehad, de werking van de hersenaderen gunstig te beïnvloeden. Verveling maakt het hoofd leeg; het lege hoofd maakt het onderlichaam leeg. Daardoor ontwikkelt het kinderhoofd zich niet krachtig genoeg in de goede vorm. Het hoofd zwelt op en wordt een waterhoofd.

Er worden ook kinderen met te kleine hoofden geboren, met name met een te spits bovendeel van het hoofd. Men zal zien dat dat in de meeste gevallen samenhangt met het feit dat de moeder in de eerste weken van de zwangerschap veel te uitgelaten is geweest, veel te veel plezier heeft gemaakt. Zodat men altijd de samenhang zal kunnen aantonen tussen de ontwikkeling van het kind en de manier, waarop de moeder in de eerste weken van haar zwangerschap naar ziel en geest geleefd heeft. Men zal dat steeds kunnen aanduiden, als men er aanleg voor heeft het te zien.

Bron: Rudolf Steiner – GA 348 – Über Gesundheit und Krankheit/Grundlagen einer geisteswissenschaftlichen Sinneslehre – Dornach, 30 december 1922 (bladzijde 183)

Vertaling A. Goedheer-De Keizer,  overgenomen uit Gezondheid en Ziekte (bladzijde 161-162) – Uitgeverij Vrij Geestesleven – Zeist 1977

Plezier in het onderwijs

De mens leeft als kind in de leeftijd tussen de tandenwisseling en de geslachtsrijpheid eigenlijk voortdurend in het heden en interesseert zich voor het in het heden aanwezige. En daarmee moet bij het onderwijs en de opvoeding voortdurend rekening worden gehouden, dat de basisschoolleerling (Duits: Volksschüler) eigenlijk doorlopend in het heden leven wil. Hoe leeft men dan in het heden? In het heden leeft men als men op een niet animale, maar menselijke wijze van de wereld om zich heen geniet. In feite wil het kind als basisschoolleerling ook in het onderwijs de wereld genieten. We moeten daarom niet verzuimen zo te onderwijzen, dat niet op animale, maar in hogere, menselijke zin het onderwijs werkelijk voor het kind een soort genieten is en niet iets wat bij hem antipathie en afkeer oproept.

Bron: Rudolf Steiner – GA 293 – Allgemeine Menschenkunde als Grundlage der Pädagogik – Stuttgart, 30 augustus 1919 (bladzijde 143)

Eerder geplaatst op 7 april 2014