Zelfbeheersing en zelfdiscipline

We weten dat door de oefeningen die we gekregen hebben, veranderingen in ons zielelenleven optreden, zoals ze in de voordrachten in München (augustus 1912) zijn beschreven. Deze veranderingen zijn verschillend van soort. Zo worden hartstochten die de mens ook voorheen had, sterker. Oude neigingen, driften en passies, die men dacht al overwonnen en afgelegd te hebben, duiken uit de diepe gebieden van de ziel weer op en laten zich met heftigheid gelden. […] 

Bovendien worden de sympathieën en antipathieën voor personen sterker dan voorheen, het hele zielenleven wordt in beroering gebracht. Kortom, de mens leert eigenlijk nu pas hoe het in feite met zijn ziel gesteld is, nu pas leert hij echte zelfkennis. Strikte zelfbeheersing en krachtige zelfdiscipline zijn daarom voor de esoterische leerling onontbeerlijk.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266b – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Band II: 1910-1912 – Bazel, 20 september 1912 (bladzijde 410)

Eerder geplaatst op 21 augustus 2015

Bewustzijn/Onderbewustzijn

In het menselijk zieleleven zijn diepten die zich niet in begrippen, voorstellingen, wilsuitingen, in ieder geval niet in de bewuste, uitleven, maar alleen in het karakter, de aard van het willen, in het cachet van het menselijk zieleleven. Een onderbewust zieleleven is het; en alles, wat in het bewuste zieleleven kan zijn, wat dan een rol speelt, is ook in het onderbewustzijn.

Emoties, passies, sympathieën en antipathieën, die we in het het gewone leven op bewuste wijze duidelijk in de ziel voelen, zij kunnen ook in de onderbewuste regionen zijn, worden echter in deze niet waargenomen, maar werken in de ziel als een natuurkracht, werken zo in de ziel als bijvoorbeeld de spijsvertering in het organisme onbewust werkt, – behalve dat ze psychisch en niet lichamelijk zijn.

Er is een heel gebied van onderbewust zieleleven. En veel van wat de mens in het leven beweert, wat hij in het leven gelooft en zegt, dat gelooft en zegt hij volstrekt niet op grond van voorwaarden waar hij zich volledig van bewust is; maar hij gelooft en meent en huldigt zijn opvattingen vanuit het onderbewuste zielenleven, omdat gevoelens, neigingen, waar hij zich niet bewust van is, hem daartoe drijven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 63 – Geisteswissenschaft als Lebensgut – Berlijn, 6 november 1913 (bladzijde 63-64)

Eerder geplaatst op 8 maart 2014 

Zelfbeheersing en zelfdiscipline

We weten dat door de oefeningen die we gekregen hebben, veranderingen in ons zielenleven optreden, zoals ze in de voordrachten in München (augustus 1912) zijn beschreven. Deze veranderingen zijn verschillend van soort. Zo worden hartstochten die de mens ook voorheen had, sterker. Oude neigingen, driften en passies, die men dacht al overwonnen en afgelegd te hebben, duiken uit de diepe gebieden der ziel weer op en laten zich met heftigheid gelden. […] Bovendien worden de sympathieën en antipathieën voor personen sterker dan voorheen, het hele zielenleven wordt in beroering gebracht. Kortom, de mens leert eigenlijk nu pas hoe het in feite met zijn ziel gesteld is, nu pas leert hij echte zelfkennis. Strikte zelfbeheersing en krachtige zelfdiscipline zijn daarom voor de esoterische leerling onontbeerlijk.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266b – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Band II: 1910-1912 – Bazel, 20 september 1912 (bladzijde 410)

Eerder geplaatst op 5 januari 2014

Bewustzijn/Onderbewustzijn

In het menselijk zielenleven zijn diepten die zich niet in begrippen, voorstellingen, wilsuitingen, in ieder geval niet in de bewuste, uitleven, maar alleen in het karakter, de aard van het willen, in het cachet van het menselijk zielenleven. Een onderbewust zielenleven is het; en alles, wat in het bewuste zielenleven kan zijn, wat dan een rol speelt, is ook in het onderbewustzijn. Emoties, passies, sympathieën en antipathieën, die we in het het gewone leven op bewuste wijze duidelijk in de ziel voelen, zij kunnen ook in de onderbewuste regionen zijn, worden echter in deze niet waargenomen, maar werken in de ziel als een natuurkracht, werken zo in de ziel als bijvoorbeeld de spijsvertering in het organisme onbewust werkt, – behalve dat ze psychisch en niet lichamelijk zijn. Er is een heel gebied van onderbewust zielenleven. En veel van wat de mens in het leven beweert, wat hij in het leven gelooft en zegt, dat gelooft en zegt hij volstrekt niet op grond van voorwaarden waar hij zich volledig van bewust is; maar hij gelooft en meent en huldigt zijn opvattingen vanuit het onderbewuste zielenleven, omdat gevoelens, neigingen, waar hij zich niet bewust van is, hem daartoe drijven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 63 – Geisteswissenschaft als Lebensgut – Berlijn 6 november 1913 (bladzijde 63-64)

Eerder geplaatst op 26 januari 2012.

Zelfbeheersing en zelfdiscipline

We weten dat door de oefeningen die we gekregen hebben, veranderingen in ons zielenleven optreden, zoals ze in de voordrachten in München (augustus 1912) zijn beschreven. Deze veranderingen zijn verschillend van soort. Zo worden hartstochten die de mens ook voorheen had, sterker. Oude neigingen, driften en passies, die men dacht al overwonnen en afgelegd te hebben, duiken uit de diepe gebieden der ziel weer op en laten zich met heftigheid gelden. […] Bovendien worden de sympathieën en antipathieën voor personen sterker dan voorheen, het hele zielenleven wordt in beroering gebracht. Kortom, de mens leert eigenlijk nu pas hoe het in feite met zijn ziel gesteld is, nu pas leert hij echte zelfkennis. Strikte zelfbeheersing en krachtige zelfdiscipline zijn daarom voor de esoterische leerling onontbeerlijk.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266b – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Band II: 1910-1912 – Bazel, 20 september 1912 (bladzijde 410)