Bewijzen / Haat en Verbittering 

Vandaag de dag zijn er mensen met de meest verschillende partijmeningen en partij opvattingen. Men kan daarvan de ene mening even goed bewijzen als de andere. U zou net zo goed kunnen bewijzen wat een of andere socialistische partij vertegenwoordigt als wat een antisocialistische partij vertegenwoordigt, met dezelfde goede argumenten, die de mensen dan inpalmen. Als de mensen niet inzien dat deze manier van bewijzen geheel aan de oppervlakte van het bestaan ligt, dat men evengoed het ‘nee’ als het ‘ja’ kan bewijzen met onze huidige intelligentie, die voor de natuurwetenschap zeer bruikbaar is, die echter voor een andere kennis onbruikbaar is, als de mensen niet inzien dat deze intelligentie, die onze wetenschap zulke grote diensten bewijst, aan de oppervlakte ligt, dan zullen ze deze intelligentie gebruiken voor wat het sociale leven is, voor wat het geestelijke leven is. Dan zullen ze tegenovergestelde dingen bewijzen, de ene dit, de andere dat, de ene groep dit, de andere groep dat; en doordat men beide bewijzen kan, zullen de mensen overgaan tot haat en verbittering, die we immers meer dan genoeg in onze tijd vinden. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 191 – Soziales Verständnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis – Dornach, 1 november 1919 (bladzijde 202-203)

Eerder geplaatst op 12 november 2017

rudolf-steiner-ga-191-soziales-verstaendnis-aus-ge

Partijmeningen

Het huidige menselijke denken, het tegenwoordige intellect ligt in een zodanige laag van het zijn dat het de realiteiten niet bereiken kan. En daardoor kan men het ene bewijzen en het tegendeel bewijzen, zeer strikt het ene ding en het tegenovergestelde bewijzen. Het is vandaag de dag mogelijk aan de ene kant streng het spiritualisme te bewijzen en evenzo streng het materialisme te bewijzen. En men kan elkaar bestrijden met dezelfde goede standpunten, omdat het huidige intellectualisme in een bovenste laag van de werkelijkheid ligt en niet in de diepten van het zijn gaat. 

En zo is het ook met de partijmeningen. Wie dat niet doorziet, maar zich eenvoudig laat meenemen in een bepaalde partijkring door zijn opvoeding, overerving, door zijn politieke en andere levensomstandigheden, die gelooft, naar hij meent, oprecht aan de bewijskracht van wat in deze partij is, waarin hij is terechtgekomen, hineingeschlittert is, zoals men in de Duitse taal soms ook zegt. En dan, dan strijdt hij tegen een ander, die in een andere partij hineingeschlittert is. En de ene heeft netzogoed gelijk als de andere. En dit roept over de mensheid een chaos en verwarring af, die steeds groter en groter kunnen worden, als de mensheid dat niet doorziet.

Bron: Rudolf Steiner – GA 193 – Der innere Aspekt des sozialen Rätsels – Zürich, 27 oktober 1919 (bladzijde 172-173)

Eerder geplaatst op 21 april 2015  (3 reacties)

Bewijzen/Haat en Verbittering

Vandaag de dag zijn er mensen met de meest verschillende partijmeningen en partij opvattingen. Men kan daarvan de ene mening even goed bewijzen als de andere. U zou net zo goed kunnen bewijzen wat een of andere socialistische partij vertegenwoordigt als wat een antisocialistische partij vertegenwoordigt, met dezelfde goede argumenten, die de mensen dan inpalmen. Als de mensen niet inzien dat deze manier van bewijzen geheel aan de oppervlakte van het bestaan ligt, dat men evengoed het ‘nee’ als het ‘ja’ kan bewijzen met onze huidige intelligentie, die voor de natuurwetenschap zeer bruikbaar is, die echter voor een andere kennis onbruikbaar is, als de mensen niet inzien dat deze intelligentie, die onze wetenschap zulke grote diensten bewijst, aan de oppervlakte ligt, dan zullen ze deze intelligentie gebruiken voor wat het sociale leven is, voor wat het geestelijke leven is. Dan zullen ze tegenovergestelde dingen bewijzen, de ene dit, de andere dat, de ene groep dit, de andere groep dat; en doordat men beide bewijzen kan, zullen de mensen overgaan tot haat en verbittering, die we immers meer dan genoeg in onze tijd vinden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 191 – Soziales Verständnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis – Dornach, 1 november 1919 (bladzijde 202-203)

Eerder geplaatst op 9 februari 2017

Bewijzen/Haat en Verbittering

Vandaag de dag zijn er mensen met de meest verschillende partijmeningen en partij opvattingen. Men kan daarvan de ene mening even goed bewijzen als de andere. U zou net zo goed kunnen bewijzen wat een of andere socialistische partij vertegenwoordigt als wat een antisocialistische partij vertegenwoordigt, met dezelfde goede argumenten, die de mensen dan inpalmen. Als de mensen niet inzien dat deze manier van bewijzen geheel aan de oppervlakte van het bestaan ligt, dat men evengoed het ‘nee’ als het ‘ja’ kan bewijzen met onze huidige intelligentie, die voor de natuurwetenschap zeer bruikbaar is, die echter voor een andere kennis onbruikbaar is, als de mensen niet inzien dat deze intelligentie, die onze wetenschap zulke grote diensten bewijst, aan de oppervlakte ligt, dan zullen ze deze intelligentie gebruiken voor wat het sociale leven is, voor wat het geestelijke leven is. Dan zullen ze tegenovergestelde dingen bewijzen, de ene dit, de andere dat, de ene groep dit, de andere groep dat; en doordat men beide bewijzen kan, zullen de mensen overgaan tot haat en verbittering, die we immers meer dan genoeg in onze tijd vinden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 191 – Soziales Verständnis aus geisteswissenschaftlicher Erkenntnis – Dornach, 1 november 1919 (bladzijde 202-203)

Partijmeningen

Het huidige menselijke denken, het tegenwoordige intellect ligt in een zodanige laag van het zijn, dat het de realiteiten niet bereiken kan. En daardoor kan men het ene bewijzen en het tegendeel bewijzen, zeer strikt het ene ding en het tegenovergestelde bewijzen. Het is vandaag de dag mogelijk aan de ene kant streng het spiritualisme te bewijzen en evenzo streng het materialisme te bewijzen. En men kan elkaar bestrijden met dezelfde goede standpunten, omdat het huidige intellectualisme in een bovenste laag van de werkelijkheid ligt en niet in de diepten van het zijn gaat. En zo is het ook met de partijmeningen. Wie dat niet doorziet, maar zich eenvoudig laat meenemen in een bepaalde partijkring door zijn opvoeding, overerving, door zijn politieke en andere levensomstandigheden, die gelooft, naar hij meent, oprecht aan de bewijskracht van wat in deze partij is, waarin hij is terechtgekomen, hineingeschlittert is, zoals men in de Duitse taal soms ook zegt. En dan, dan strijdt hij tegen een ander, die in een andere partij hineingeschlittert is. En de ene heeft netzogoed gelijk als de andere. En dit roept over de mensheid een chaos en verwarring af, die steeds groter en groter kunnen worden, als de mensheid dat niet doorziet.

Bron: Rudolf Steiner – GA 193 – Der innere Aspekt des sozialen Rätsels – Zürich 27 oktober 1919 (bladzijde 172-173)

Eerder geplaatst op 27 juli 2013