Overlijden door een ongeluk is niet altijd karma

Voor u uw huidige leven heeft doorgemaakt, heeft u vele vroegere doorgemaakt. Wat men vroeger in de aardelevens heeft meegemaakt, dat wil zich op de juiste manier uitleven. Dat wil zich zo uitleven dat men bijvoorbeeld in dit leven een heel lang leven heeft, opdat alles zich zo kan uitleven, zoals het door de vroegere aardelevens bestemd is.

Nu kan dit zelfs in tegenspraak zijn met de uiterlijke natuur. Ik kan door de externe omstandigheden door een ongeluk worden getroffen, zou kunnen sterven, en de zaak zou zo kunnen zijn, dat ik eigenlijk naar gelang mijn vorige aardelevens onevenredig vroeger overlijd. Het is overeenkomende met de vorige aardelevens niet de bedoeling dat ik zo vroeg overlijd, omdat ik nog iets te doen heb op aarde. Nu zou ik toch kunnen sterven. Gelooft u niet, dat het geheel onvoorwaardelijk verzekerd is, dat ik niet overlijd! Ik zou ook kunnen overlijden, maar mijn hele lot zou worden veranderd. Want ik heb nu dat stuk aardeleven, dat ik nog zou moeten hebben beleven, dan niet. Het gehele lot zou worden veranderd! Dan grijpt nu dit geestelijke wezen in, die de mensen van aardeleven naar aardeleven voert, en kan hem waarschuwen. Er is altijd een reden, dat zij hem waarschuwen kan. Maar natuurlijk zijn de verhoudingen uiterst gecompliceerd, en op enig moment kan het ook zo zijn, dat dit wezen dat de mensen beschermen wil, als we dat woord zo gebruiken willen, door andere wezens wordt tegengewerkt, die hem ervan afhouden, ervan weghouden. In de geestelijke wereld kan zeer zeker ook zulke onderlinge strijd plaatsvinden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 350 – Rhythmen im Kosmos und im Menschenwesen – Dornach, 13 juni 1923 (bladzijde 92-93)

 Eerder geplaatst op 18 juni 2015  (1 reactie)

De alledaagse voorstelling die de mensen zich maken, bijvoorbeeld dat als kinderen sterven, zij verder leven als kinderen, is vanzelfsprekend niet juist  

We moeten ons er wel mee bekend maken dat we ons de mensen, wanneer ze verder leven in de geestelijke wereld, niet zo moeten voorstellen, zoals ze hier in het laatst zijn geweest. De triviale voorstelling die de mensen zich maken, bijvoorbeeld dat als kinderen sterven, ze verder leven als kinderen, is vanzelfsprekend niet juist.

De gestalte die de doden in het laatst hadden, kan als beeld in de imaginatie zo verschijnen; dat is echter niet het wezen, maar de uitdrukking. Er kan een kind sterven, maar het mensenwezen dat in het kind belichaamd was, kan een zeer ontwikkelde ziel zijn en na de dood voortleven als een zeer hoog geëvolueerde ziel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 157a – Schicksalsbildung und Leben nach dem Tode – Berlijn, 20 november 1915 (bladzijde 68)

Previously posted on 4 maart 2015

Mooie leer

Ik zal u een grotesk voorbeeld geven, hoe de mens zich kan vergissen, als hij alleen vanuit de uiterlijke kant zijn oordeel vormt. Iemand kan zeggen: ‘Er was een mens, hij was een goede aanhanger van de antroposofische wereldbeschouwing. Nu beweren echter juist de antroposofen dat de gezondheid altijd verbeterd wordt door de antroposofische levensbeschouwing en dat daardoor zelfs het leven verlengd wordt. Mooie leer! Die mens is op 43-jarige leeftijd overleden!’ – Dat ene weten de mensen, dat de man op 43-jarige leeftijd gestorven is, dat hebben ze gezien. Wat weten de mensen echter niet? Ze weten niet, wanneer de man zou zijn gestorven, als hij geen antroposofie zou hebben gehad! Misschien was deze mens zonder de antroposofie maar veertig jaar oud geworden. Als een mens zijn levenstermijn zonder de antroposofie tot aan het veertigste jaar gaat, dan kan zijn leven toch met de antroposofie tot aan drieënveertig jaar gaan. En doordat de antroposofie steeds meer in het leven doordringt, zullen de uitwerkingen zich ook in het leven laten zien.

Bron: Rudolf Steiner – GA 112 – DAS JOHANNES-EVANGELIUM – Kassel, 30 juni 1909 (bladzijde 127-128)

Eerde geplaatst op 19 mei 2016

Overlijden door een ongeluk en karma

Voor u uw huidige leven hebt doorgemaakt, hebt u vele andere meegemaakt. Wat men vroeger in het aardeleven heeft doorgemaakt, dat zal zich op bepaalde wijze uitwerken. Dat zal bijvoorbeeld zo uitwerken dat men in dit leven een lang leven heeft, opdat alles kan uitwerken zoals het door de vroegere aardelevens veroorzaakt is. Nu kan dat zelfs in tegenspraak zijn met de uiterlijke natuur.

Ik kan op een dag door externe omstandigheden een ongeluk krijgen, zou kunnen overlijden, en de zaak zou zo kunnen zijn dat ik, bijvoorbeeld, op basis van mijn vorige aardeleven op een naar verhouding vroeger tijdstip overlijd. Het is in samenhang met het vorige aardeleven niet juist dat ik zo vroeg sterf, omdat ik nog wat te doen heb op aarde. Nu zou ik ook kunnen sterven. Gelooft u niet dat het absoluut zeker is dat ik niet overlijd! Ik zou ook kunnen overlijden, het ongeluk zou toch kunnen gebeuren. Ik zou kunnen overlijden, maar mijn hele lot zou veranderd worden. Want ik heb het stuk aardeleven, dat ik nog zou hebben moeten doormaken, dan niet. Het hele lot zou worden veranderd! Daar grijpt nu dit spiritueel wezen in dat de mens van aardeleven naar aardeleven leidt, en kan hem waarschuwen. Er ligt altijd een reden aan ten grondslag, als zij hem waarschuwen kan.

Maar natuurlijk zijn de verhoudingen buitengewoon ingewikkeld, en het kan ook wel eens zo liggen dat dit wezen dat de mens beschermen wil, als we het zo willen noemen, te maken heeft met andere wezens, die haar ervan afhouden, die haar weghouden. In de geestelijke wereld kunnen beslist ook zulke conflicten (Duits: Kämpfe) plaatsvinden. Maar als deze kwaadaardige wezens, als ik me zo mag uitdrukken, geen bijzondere interesse daaraan hebben, dan komt de waarschuwing door. […] En dat dan zeer bijzondere dingen gebeuren kunnen, ook uiterlijk, ja, dat komt talloze keren voor.

Rudolf Steiner  – GA 350 – Rhythmen im Kosmos und im Menschenwesen/Wie kommt man zum Schauen der geistigen Welt? – Dornach, 13 juni 1923 (bladzijde 92-93)

Eerder geplaatst op 18 september 2014

Mooie leer

Ik zal u een grotesk voorbeeld geven, hoe de mens zich kan vergissen, als hij alleen vanuit de uiterlijke kant zijn oordeel vormt. Iemand kan zeggen: ‘Er was een mens, hij was een goede aanhanger van de antroposofische wereldbeschouwing. Nu beweren echter juist de antroposofen dat de gezondheid altijd verbeterd wordt door de antroposofische levensbeschouwing en dat daardoor zelfs het leven verlengd wordt. Mooie leer! Die mens is op 43-jarige leeftijd overleden!’ – Dat ene weten de mensen, dat de man op 43-jarige leeftijd gestorven is, dat hebben ze gezien. Wat weten de mensen echter niet? Ze weten niet, wanneer de man zou zijn gestorven, als hij geen antroposofie zou hebben gehad! Misschien was deze mens zonder de antroposofie maar veertig jaar oud geworden. Als een mens zijn levenstermijn zonder de antroposofie tot aan het veertigste jaar gaat, dan kan zijn leven toch met de antroposofie tot aan drieënveertig jaar gaan. En doordat de antroposofie steeds meer in het leven doordringt, zullen de uitwerkingen zich ook in het leven laten zien.

Bron: Rudolf Steiner – GA 112 – DAS JOHANNES-EVANGELIUM – Kassel, 30 juni 1909 (bladzijde 127-128)

Eerder geplaatst op 19 augustus 2012