Over erven van talenten en vaardigheden (3 van 3)

Dus de mens wordt in de familie geboren die hem de met zijn karma overeenstemmende lichamelijke omstandigheden overerven kan. Het ziet er dan in het voorbeeld van morele moed zo uit, alsof dit van de ouders zelf geërfd is. In waarheid heeft de mens door zijn individuele wezen die familie opgezocht, die hem de ontplooiing van morele moed mogelijk maakt. 

Daarbij kan ook nog in aanmerking worden genomen dat de individualiteiten van de kinderen en de ouders in vroegere levens al verbonden waren en zich elkaar juist daarom weer gevonden hebben. De karmische wetten zijn zo gecompliceerd dat men nooit vanuit de uiterlijke verschijning een oordeel vormen kan. Alleen degene kan het enigermate, voor wiens geestelijke zintuigen de hogere werelden gedeeltelijk open liggen.

Wie naast het fysieke lichaam ook nog het ziele-organisme (astraallichaam) en de geest kan waarnemen, die wordt het duidelijk wat op de mens van zijn voorouders is overgegaan en wat zijn eigen, in vroegere levens verworven bezit is. Voor de gewone, gebruikelijke blik vermengen deze dingen zich en het kan gemakkelijk lijken alsof iets alleen overgeërfd is, wat karmisch bepaald is. 

Het is zeer zeker een wijs gezegde dat kinderen aan de ouders “geschonken” zijn. Ze zijn het wat de geest betreft geheel en al. Maar die kinderen met bepaalde geestelijke eigenschappen zijn hen geschonken, omdat juist zij de mogelijkheid hebben deze eigenschappen van de kinderen tot ontplooiing te brengen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908/ GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE – oktober 1904 (bladzijde 372-373)

Eerder geplaatst op 3 november 2017

rudolf-steiner-ga-34-lucifer-gnosis-grundlegende-a

Over erven van talenten en vaardigheden (2 van 3)

Daarentegen kan niemand op zijn nakomelingen overdragen, wat met het eigenlijke geestelijke wezen van de mens samenhangt, dus bijvoorbeeld de scherpte en nauwkeurigheid van zijn gedachteleven, de betrouwbaarheid van zijn geheugen, de morele geaardheid (Duits: den moralischen Sinn), de verworven kennis- en kunstvaardigheden enzovoort. Dit zijn eigenschappen die binnen zijn individualiteit besloten blijven en in zijn volgende incarnaties als vermogens, aanleg, karakter enzovoort tevoorschijn komen.

Nu is echter de omgeving waarin de reïncarnerende mens binnenkomt, niet toevallig, maar deze staat in een noodzakelijk verband met zijn karma. Stel bijvoorbeeld, een mens heeft in zijn vroegere leven de aanleg tot een moreel sterk karakter verworven. Het ligt in zijn karma dat deze aanleg bij een wederbelichaming tevoorschijn komt. Dit zou echter onmogelijk kunnen, als hij niet in een lichaam zou worden geboren die van zeer bepaalde kwaliteit (Duits: Beschaffenheit) is. Deze lichamelijke gesteldheid moet echter van de voorouders geërfd zijn. 

De zich incarnerende individualiteit streeft nu door een in hem aanwezige aantrekkingskracht naar de ouders die hem het geschikte lichaam kunnen geven. Dit vloeit voort uit het feit dat deze individualiteit zich al voor de reïncarnatie verbindt met de krachten van de zielenwereld (Duits: Astralwelt), die naar bepaalde fysieke omstandigheden toestreven.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908/ GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE – oktober 1904 (bladzijde 371-372)

Eerder geplaatst op 2 november 2017

rudolf-steiner-ga-34-lucifer-gnosis-grundlegende-a

Zonder spiritueel inzicht wordt de cultuur op aarde gedood

De tijd komt nu dat de beschouwing van de mens als een geestelijk wezen dat een ontwikkeling doormaakt tussen de dood en een nieuwe geboorte, een levendig gevoel, een levendige gewaarwording wordt, waarbij men in de voorstelling moet leven van de bovenaardse betekenis van de mensenzielen. Want zonder dit inzicht wordt de cultuur op aarde gedood. Men zal niet een praktische activiteit kunnen ontplooien in de toekomst, zonder dat men een zicht heeft (Duits: aufblicken kann) op de geestelijke betekenis van het feit dat ieder mens een geestelijke wezen is.

En men moet eraan toevoegen, hoe paradoxaal het de hedendaagse mensen nog lijkt, dat men zal moeten leren niet alleen te zeggen: We zijn blij als ouders dat bij ons een kind is geboren, we verheugen ons over deze uitbreiding van onze familie -, maar men zal ook moeten zeggen: Nee, wij zijn alleen het middel (Duits: Werkzeug) ervoor dat een geestelijke individualiteit, die wacht om zijn bestaan op de aarde voort te zetten, door ons de gelegenheid daarvoor vindt!

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 6 februari 1920 (bladzijde 162)

37c48621ebf5a1bf8f325c2d7a5eda69

Eerder geplaatst op 2 april 2017 (6 reacties)

Ouders/Kinderen/Karma

De mens wordt naar een bepaald ouderpaar geleid, maar niet alleen aan de hand van zijn eigen aantrekkingskracht. Want hierbij grijpen in en zijn hoog verheven wezens werkzaam, die tegenwoordig nog, aangepast aan de huidige ontwikkelingssituatie, de arbeid op zich hebben genomen om deze verhoudingen in juistheid en gerechtigheid karmisch te ordenen. Als dus bij gelegenheid de ouders schijnbaar eens niet met de kinderen overeenstemmen, dan hoeft daar niet een onjuistheid of onrechtvaardigheid aan ten grondslag te liggen. Daarin ligt misschien menig keer het goede, dat de mens in de meest gecompliceerde omstandigheden terechtkomt en in de vreemdste verhoudingen zijn weg moet vinden, om daardoor te leren.

Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – Breslau, 2 december 1908 (bladzijde 61)

Eerder geplaatst op 31 juli 2015  (3 reacties)

Geestesziekte/Erfelijkheid

De mensen verwonderen zich erover dat geestesziekten zoals men ze noemt, door erfelijkheid ontstaan. Geestesziekten zijn echter altijd lichamelijke ziekten, die zich uiten doordat het lichaam zijn functies niet naar behoren uitvoert. De geest wordt niet ziek, de ziel ook niet; geestesziekte is altijd iets fysieks. Dus de mensen verwonderen zich erover dat iemand, zoals men zegt, geestesziek wordt door overerving. Jazeker, de mens wordt geestesziek door erfelijkheid. Als de ouders, in het bijzonder de moeder, aan tuberculose lijden, of als ze aan een andere ziekte, bijvoorbeeld aderverkalking lijden – dat komt in de jeugd wel minder voor, maar het komt voor bij sommige mensen –, als dus de ouders lijden aan tuberculose, aan aderverkalking, dan zullen de kinderen niet weer aan tuberculose of aderverkalking lijden, maar ze kunnen geestesziek worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 348 – Über Gesundheit und Krankheit – Dornach, 24 oktober 1922 (bladzijde 39-40)

Eerder geplaatst op 8 juni 2015 (3  reacties)