Zorgwekkende ontwikkeling

Het is hier niet mogelijk te bespreken hoe elk voortijdig ontwaken van de hartstochten en zinnelijke driften verband houdt met een verzwakking van de wil. In het bijzonder zijn het alle instincten, verlangens en hartstochten die te vroeg zijn gewekt, die aan deze wet zijn onderworpen. […]

Omdat er al lange tijd geen juiste onderwijsprincipes bestaan, zijn er velen in de huidige bevolking die hun jeugd niet op de juiste manier hebben doorgebracht. Als de mensheid niet besluit, wat het allerbelangrijkste is, om de opvoeding van de jeugd te organiseren volgens de principes van de geesteswetenschap, zal er een steeds wilszwakkere generatie ontstaan, niet alleen uiterlijk gezien. 

Dit strekt zich tot ver uit in het menselijk leven. Vraag een aantal mensen hoe ze aan hun beroep zijn gekomen. Reken maar dat u meestal het antwoord krijgt: Ja, dat weten we niet, we zijn er zo ingerold. Dit gevoel erin geschoven te zijn, dit gevoel van niet tevreden zijn, is ook een teken van wilszwakte. Als deze wilszwakte wordt veroorzaakt op de manier die we hebben besproken, zijn er andere gevolgen voor de menselijke ziel, vooral als de wilszwakte op de wijze wordt veroorzaakt dat er in de jeugd toestanden van angst, vrees en vertwijfeling ontstaan. 

Het zal voor de mensen steeds noodzakelijker worden om een ​​grondig begrip van de hogere wetten te hebben om de toestanden van vertwijfeling te boven te komen, omdat juist de vertwijfeling in het verschiet ligt als men niet handelt in overeenstemming met de kennis van de geest.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Leipzig, 5 november 1911 (blz. 125-126)

Vertaald door Google

PS  Ik lees en hoor de laatste tijd vrij vaak berichten via tv of internet dat kinderen soms al op 11-jarige leeftijd, of zelfs nog jonger, naar porno kijken. Gezien bovenstaande woorden van Steiner lijkt mij dit een zeer schadelijke en verontrustende ontwikkeling.

Reverence

Reverence – Werk van Nesta Carsten-Krüger 

Als de mens niet het vermogen krijgt om zogezegd achter de coulissen te kijken, is hij in het geheel niet in staat iets te begrijpen over de krachten die het leven sturen en leiden

Men leert de mensen nooit kennen vanuit een wereldbeschouwing die alleen op het uiterlijke gericht is. Zodra de door het materialisme vertroebelde blik die zich slechts op de buitenkant van de mens richt, zodra de mens niet weet wat zich achter deze fysieke lichamelijkheid verbergt, en hij daardoor niet het vermogen krijgt om zogezegd achter de coulissen te kijken, is hij in het geheel niet in staat, werkelijk niet in staat, iets te begrijpen over de krachten die het leven sturen en leiden. Dat is echter juist de taak van de spirituele kennis. Toegegeven moet worden dat zij haar opgave tegenwoordig niet overal in de juiste mate vervult. [….]

Daarop komt het echter niet aan, maar op wat het spirituele inzicht zijn kan. En zij kan niet alleen iets zijn, wat ons iets leert, maar zij kan een krachtige opvoeding zijn van onze innerlijke zielskrachten. Dat is het beste wat men door de geestelijke kennis kan winnen, als we de geesteswetenschappelijke wereldbeschouwing beschouwen vanuit het gezichtspunt tot wat zij bij de mensen kan ontplooien.

Bron: Rudolf Steiner – GA 054 – Die Welträtsel und die Anthroposophie – Hamburg, 2 maart 1908 (bladzijde 91-92)

6DA9DC15-D14D-4218-9DEA-D060B911EC42 (4)

Werk van Nesta Carsten-Krüger 

Eerder geplaatst op 12 november 2018

Enkele fragmenten uit De opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie 

Ongetwijfeld kan een opvoedkunst, die op een reële mensenkennis gegrondvest is, zoals hier beschreven, zich slechts langzaam baanbreken. Dat vindt zijn oorzaak in de opvattingen van onze tijd, die nog lang de feiten van de geestelijke wereld zal aanzien voor uitvloeisels van een volslagen fantasterij, terwijl de huidige wereld redenaties van een vage algemeenheid, die door en door irreëel zijn voor het resultaat van een realistische denkwijze houdt. Onomwonden zal hier datgene uitgesproken worden, wat door vele mensen nu nog wordt aangezien voor een verdichtsel, maar wat in de toekomst als onloochenbare waarheid zal gelden. 

Bij de fysieke geboorte wordt het stoffelijk lichaam van de mens aan de buitenwereld blootgesteld, terwijl het tevoren omgeven was door het beschuttende hulsel van het moederlichaam. Wat in die vroegere toestand de krachten en voedingssappen van het moederlichaam bewerkstelligen, dat moet thans door de krachten en elementen van de fysieke buitenwereld aan de mens verricht worden. Tot aan het wisselen der tanden, omtrent het zevende jaar, heeft het menselijk lichaam een taak aan zichzelf te verrichten, die wezenlijk verschilt van alle taken, welke in andere levensfasen volbracht moeten worden. De fysieke organen moeten in deze tijd bepaalde vormen aannemen, hun structuur moet gericht worden volgens de tendensen, die hun speciale functie meebrengt. Later groeien de organen uit, maar zolang als dit groeien doorgaat, geschiedt het volgens het vormmodel, dat zich voor elk orgaan tot aan het moment van de tandenwisseling ontwikkeld heeft. Is het vormmodel goed, dan groeien de vormen ook op de juiste wijze uit, is het model gebrekkig, dan ontstaat misvorming bij de verdere groei. Wat men als opvoeder in de periode tot het zevende jaar verzuimd heeft, kan men in de daarop volgende tijd niet meer goed maken. Vóór de geboorte schept de natuur de juiste omgeving voor het fysieke mensenlichaam, na de geboorte behoort de opvoeder voor de juiste fysieke omgeving te zorgen.

Wat er in zijn stoffelijke omgeving voorvalt, bootst het kind na en door de activiteiten van het nabootsen worden zijn fysieke organen in de vormen gesmeed, die dan als model behouden blijven. Men moet echter het woord “stoffelijke omgeving”in de ruimste zin opvatten. Hiertoe behoort niet alleen, wat zuiver stoffelijk om het kind heen voorvalt, maar ook alles, wat zich in zijn omgeving afspeelt en wat waargenomen kan worden door zijn zintuigen, wat van de stoffelijke ruimte uit op zijn geest kan inwerken. Daartoe behoren ook alle morele of immorele, alle verstandige en dwaze handelingen, die het kind voor ogen krijgt.

Geen zedenpreken, geen wijze lessen werken op het kind met het hierboven genoemde effect, maar datgene, wat het de volwassenen in zijn omgeving ziet doen.

Een gezond gezichtsvermogen ontstaat, wanneer het kind omgeven is door goede kleuren en juiste lichtwerkingen en in de hersenen en bloedsomloop wordt de fysieke grondslag voor morele vermogens gelegd, wanneer het kind moraliteit voor ogen krijgt. Wanneer het kind vóór zijn zevende jaar alleen maar dwaze handelingen om zich heen ziet, dan nemen de hersenen een zodanige vorm aan, dat ze in het latere leven de mens ook alleen maar geschikt maken om dwaasheden te begaan.

Evenals de spieren van de hand sterk en krachtig worden, wanneer ze arbeid verrichten, die met hun functie overeenstemt, worden de hersenen en de andere organen van het fysieke mensenlichaam tot de juiste werking gebracht, wanneer ze de juiste indrukken uit de omgeving ontvangen.

Vreugde en welbehagen zijn krachten, die op de allerbeste wijze de stoffelijke orgaanvormen tot ontplooiing brengen.

Tot de krachten, die vormend inwerken op de stoffelijke organen, behoort dus de vreugde, die aan de dingen van de omgeving en met deze omgeving samen beleefd wordt. Een liefde, die het kind met een atmosfeer van warmte omgeeft, broedt in de ware zin van het woord de vormen van de organen uit.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – Die Erziehung des Kindes vom Gesichtspunkte der Geisteswissenschaf (bladzijde 309-344)

Nederlands: De opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie – Vertaling W.F. Veltman

695x1200

Eerder geplaatst op 21 november 2015  (2 reacties)

Opvoeding en muziek

Er wordt een mens voor zijn latere leven veel onthouden, wanneer hij als kind de weldadige werking van het muzikale in zijn opvoeding moet missen. Zou het gevoel voor muziek bij iemand geheel mankeren, dan zouden bepaalde aspecten van het wereldbestel voor hem ten enenmale verborgen blijven.

Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908 – Die Erziehung des Kindes vom Gesichtspunkte der Geisteswissenschaft (1907 – blz. 339-340) 

Nederlands: De opvoeding van het kind in het licht van de antroposofie  Vertaling W.F. Veltman

486x840

Eerder geplaatst op 28 november 2012  (3 reacties)

Wekker/Bediende/Opvoeding

Zoals niet alleen een wekker maar ook een bediende er op ingesteld kan worden om een veel slimmer mens dan hij zelf wakker te maken, zo kan ook een veel minder geniaal en zelfs veel minder goed mens een ander opvoeden die in aanleg tot betere dingen in staat is dan hij zelf.

Bron: Rudolf Steiner – GA 293 – Allgemeine Menschenkunde als Grundlage der Pädagogik – Stuttgart, 2 september 1919 (bladzijde 163)

Vertaling Marijke Buursink, overgenomen uit het boek Antroposofische menskunde – 1984 Uitgeverij Vrij Geestesleven, Zeist

d6115a64-3686-4194-a8c9-57087dcb6b1b

Eerder geplaatst op 26 februari  2018  (1 reactie)