Moet men zich van alle kritiek onthouden? (2 van 5)

Ten eerste is hierop te zeggen, dat de gedragsregels voor de leerling der geestelijke scholing eisen zijn, die overeenstemmen met strenge wetten. En ze zeggen als zodanig alleen iets over de samenhang tussen de vervulling van een overeenkomende eis en het opwaarts stijgen van de leerling. U zult zich van kritiek onthouden, betekent: zoveel als je in gevallen, waarbij de gebeurtenissen tot een berisping, een veroordeling prikkelen, deze prikkel niet volgt, maar zonder alle kritiek aan de verbetering van het schadelijke, slechte enz. werkt, in dezelfde mate kom je vooruit. Onthouding van kritiek betekent volstrekt niet, dat men onverschillig aan het slechte, verkeerde enz. voorbijgaat en alles laat zoals het is. Men moet alleen proberen het slechte in dezelfde mate vanuit zijn oorzaken te begrijpen, zoals men het goede begrijpt. Door het begrijpen van de oorzaken zal men zich zelfs het beste toerusten voor het werken aan de verbetering.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 –  GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» –  juni 1905 (bladzijde 389)

Eerder geplaatst op 13 juni 2018

Immoraliteit / Waarheid

Niemand die de gevolgen van immoraliteit werkelijk kent, kan in waarheid immoreel zijn. De reële werkingen van de oorzaken moet men leren. Reeds de kinderen moet men daar op wijzen. Het immorele bestaat alleen maar omdat de mensen geen inzicht hebben, ze weten het niet. Slechts de duisternis van de onwaarheid maakt het immorele mogelijk.

Wat zo gezegd kan worden over de samenhang tussen immoraliteit en onwetendheid mag evenwel geen verstandsweten zijn, het moet wijsheid worden. Het weten alleen doet mee met on-moraal, kan zelfs, als het geraffineerde slimheid wordt, ontaarden tot schurkenstreken, terwijl wijsheid zo zal werken op de menselijke ziel dat van de ziel dan de waarheid, innerlijke moraliteit afstraalt.

Zo zien we dus dat het volstrekt ongegrond is wanneer de mensen die de antroposofie niet echt kennen, zeggen dat ze geen morele impulsen bevat. Antroposofie toont ons wat we in de wereld aanrichten wanneer we immoreel handelen, zij geeft wijsheid waar de moraliteit vanaf straalt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 –  Die Mission der neuen Geistesoffenbarung – Bielefeld, 6 maart 1911  

rudolfsteinerlecture2011_13-2013_08_19-08_19_05-utc

Schilderij David Newbatt

Waarde en betekenis van bovenzintuiglijke kennis

Het is de bedoeling van dit  boek (Theosofie) een beeld te geven van enige gebieden van de bovenzintuiglijke wereld. Wie zich slechts bepaalt tot de met de zintuigen waarneembare wereld zal dit beeld houden voor een onwerkelijke fantasie. Degene evenwel, die de weg wil zoeken waarlangs men verder komt, zal weldra leren begrijpen dat het menselijke leven alleen maar aan waarde en betekenis kan winnen door de blik te richten op een andere wereld. De mens wordt daardoor niet – zoals velen vrezen – van zijn “werkelijke” leven vervreemd, integendeel, daardoor leert hij om in dit leven stevig met beide benen op de grond te staan. Hij leert de oorzaken van het leven kennen, terwijl hij zonder deze kennis als een blinde rondtast door de gevolgen. Door het onderzoeken van het bovenzintuiglijke wint de zintuiglijke “werkelijkheid” aan betekenis. Daarom wordt men door deze kennis bruikbaarder, en niet minder bruikbaar, voor het leven. Slechts degene die de zin van het leven begrijpt, kan een waarlijk “praktisch” mens zijn. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 9 – THEOSOPHIE – Einführung in  übersinnliche  Welterkenntnis und  Menschenbestimmung (blz. 2)

Uit de vijfde druk van THEOSOFIE (blz. 11-12). Vertaling H.G.J. de Leeuw

528x840

Verborgen geestelijke oorzaken (1 van 2)

Alles wat slechts over het bovenzinnelijke wordt gedroomd en gefantaseerd, sticht alleen maar verwarring. want het is niet in staat de  tegenstanders te bevredigen. Deze hebben immers gelijk, wanneer zij zeggen, dat een dergelijk verwijzen naar bovenzinnelijke wezens in algemene zin voor het begrip van de feiten op geen enkele wijze bevorderlijk is. Zeker, zulke tegenstanders zouden ook tegen de uitdrukkelijke mededelingen van de geesteswetenschap hetzelfde kunnen aanvoeren. Maar dan kan er op worden gewezen, hoe zich in het uiterlijk waarneembare leven de gevolgen van verborgen geestelijke oorzaken tonen. 

Men kan zeggen: neem eens aan, dat het juist is, wat het geestelijk onderzoek door middel van waarneming zegt met zekerheid te hebben gevonden, nl. dat de mens na zijn dood een louteringstijd heeft doorgemaakt en dat hij in die tijd in zijn ziel heeft beleefd, welke belemmering voor zijn verdere ontwikkeling wordt gevormd door een bepaalde daad, die hij in een voorgaand leven heeft volbracht. Terwijl hij dit beleefde, ontstond in hem de aandrift, de gevolgen van deze daad goed te maken. Deze aandrift brengt hij in een volgend leven mee. de aanwezigheid van deze aandrift vormt die trek in zijn wezen, die hem een plaats bezorgt, waar dit goed-maken mogelijk is. Als men op een totaal van dergelijke aandriften let, heeft men een oorzaak voor de omgeving, waarin een mens overeenkomstig zijn lot geboren wordt.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS: – Schlaf und Tod (bladzijde 127-128)

Deze vertaling is van F. Wilmar

a4653a78f6a700602e4d09a821516f29

Karma/Ziekte/Gezondheid

Zoals in alle dingen die de mensen betreffen, mag met betrekking tot gezondheid en ziekte de zaak niet zo opgevat worden, alsof ze zonder meer “straf” en “beloning” zouden zijn voor wat de mens in een vroeger of wellicht zelfs in dit leven heeft begaan. Er kan bijvoorbeeld een persoon door een ziekte getroffen worden, waarvoor geheel geen oorzaak aangewezen kan worden, noch in het voorgaande, noch in het huidige leven. Dan treedt de ziekte in zekere zin als eerste gebeurtenis in de mens zijn levensloop op, zij is zelf een eerste oorzaak. Zij zal dan haar uitwerking op enigerlei wijze in de volgende levensloop met zich meebrengen. De wet van karma werkt zeer zeker overal; men moet echter niet geloven dat men overal alleen werkingen heeft, waarvan de oorzaken in het verleden liggen; men kan ook met oorzaken te maken hebben, waarvan de gevolgen in de toekomst zullen liggen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS 1903-1908 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE (bladzijde 404-405)

Eerder geplaatst op 8 oktober 2014