Laten we zeggen, ik sta bijvoorbeeld voor de vraag, of een mens schuldig is of onschuldig, of hij uit kwade wil of uit een onschuldig hart heeft gehandeld. Als ik daarover nadenk, dan zal ik geen juist oordeel krijgen. Maar ik zal tot een antwoord komen, als ik zijn leven bekijk, voor zover het voor mij toegankelijk is; als ik mij afvraag: Wat is er met hem gebeurd? Hoe is hij mij tegemoetgetreden? Hoe sprak hij tot mij? Hoe sprak hij met andere mensen? – Dit zijn dus geen antwoorden, maar vragen die ik mij zelf geschapen heb. Die zijn te bedenken. Als ik dit op levendige wijze doe en het antwoord onderdruk, dan komt het ertoe dat het beeld, dat ik mij maak, zelf het antwoord geeft. Mezelf schakel ik als het ware uit.
Als u dit met al uw wilskracht doet, zichzelf uitschakelen, zodat u zelf er niet bij bent, dat uw denken onderdrukt is, als u er toe kunt komen, zich geen antwoord te geven, maar met de voorbereide vraag in te slapen, dan zult u ervaren, dat u ’s morgens ontwaakt met een antwoord, dat veel juister en zekerder is, dan die welke u ’s avonds zou hebben kunnen verkrijgen. Terwijl uw fysieke lichaam rustte, was uw geest buiten uw lichaam en heeft de middelen om de vraag te beantwoorden uit de hogere werelden gehaald. Het is aan te bevelen om een potlood klaar te leggen, dan kan men ’s morgens bij het ontwaken het antwoord meteen opschrijven. Laat men dit na, dan vergeet men het weer, omdat men onder heel andere invloeden komt.
Bron: Rudolf Steiner – GA 266a – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Berlijn, 21 februari 1904 (bladzijde 42-43)
Eerder geplaatst op 15 juni 2015 (2 reacties)