Van geen belang

Voor de wereld (Duits: Weltenzusammenhang) is het van geen belang of iets door ons of door een ander mens wordt gedaan. […] Hoe graag heeft ieder mens, dat hij capabel is, dat hij iets kan. Er is een zekere berusting nodig om net zo verheugd te zijn wanneer een ander wat kan. Men zou niet moeten houden van een zaak, omdat men het zelf doet, maar omdat het in de wereld is, onverschillig of het door ons of door anderen gedaan wordt. Deze gedachte leidt ons zeker naar onbaatzuchtigheid, als we deze steeds opnieuw denken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Wenen, 3 november 1912 (bladzijde 66)

Over preken van moraal en karma

Voor de kenner van de psychologie is het duidelijk hoe weinig in het leven is gedaan door enkel het prediken van moraal. Moraal moet als een kracht in de menselijke natuur instromen. Als we ons al het preken over mooie beginselen besparen en alleen de leer van karma als levende kracht in de menselijke ziel zouden kunnen brengen, als het ware als brandstof voor de ziel, dan kan het weliswaar misschien zijn dat deze leer vooreerst uit egoïsme wordt opgenomen, maar er worden daardoor de krachten van de ziel aangewakkerd, zodat dan als gevolg vanuit het egoïsme de onegoïstische handelingen zich kunnen ontwikkelen, die uit het medegevoel voortkomen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 69a – Wahrheiten und Irrtümer der Geistesforschung/ Geisteswissenschaft und Menschenzukunft – Praag, 25 maart 1911 (bladzijde 94)

Maar weinig daden zijn onbaatzuchtig

De onbaatzuchtige daden zijn de eigenlijke grondleggers (Duits: Begründer) van de onsterfelijkheid: Dit is de reflex van de onbaatzuchtige daden in de buitenwereld. Het hoeven geen zeer grote daden te zijn. Als iemand op onzelfzuchtige wijze iemand een Pfennig schenkt, dan is dat een daad die op dezelfde wijze is op te vatten. Maar het komt slechts in zoverre in de onsterfelijkheid over als daarbij onzelfzuchtigheid is. En maar weinig daden zijn onbaatzuchtig. Als het iemand bijvoorbeeld een gevoel van welbehagen geeft, dan kan die liefdadigheid zeer egoïstisch zijn. Het goeddoen (Duits: Wohltun) ontspringt vaak uit de zelfzuchtige belangen. Als een arme die onder ons leeft met Kerstmis geen vleesgebraad heeft, en ik voel de behoefte hem ook wat te geven, opdat ik me bij mijn eigen vleesgebraad gerechtvaardigd voel, dan is dat toch egoïstisch.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende – Berlijn 25 december 1904 (bladzijde 119-120)

Eerder geplaatst op 11 februari 2013

Maar weinig daden zijn onbaatzuchtig

De onbaatzuchtige daden zijn de eigenlijk grondleggers (Duits: Begründer) van de onsterfelijkheid: Dit is de reflex van de onbaatzuchtige daden in de buitenwereld. Het hoeven geen zeer grote daden te zijn. Als iemand op onzelfzuchtige wijze iemand een Pfennig schenkt, dan is dat een daad die op dezelfde wijze is op te vatten. Maar het komt slechts in zoverre in de onsterfelijkheid over als daarbij onzelfzuchtigheid is. En maar weinig daden zijn onbaatzuchtig. Als het iemand bijvoorbeeld een gevoel van welbehagen geeft, dan kan die liefdadigheid zeer egoïstisch zijn. Het goeddoen (Duits: Wohltun) ontspringt vaak uit de zelfzuchtige belangen. Als een arme die onder ons leeft met Kerstmis geen vleesgebraad heeft, en ik voel de behoefte hem ook wat te geven, opdat ik me bij mijn eigen vleesgebraad gerechtvaardigd voel, dan is dat toch egoïstisch.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende – Berlijn 25 december 1904 (bladzijde 119-120)

P.S. Zoals zo vaak roept ook dit citaat weer veel vragen op. Want het lijkt wel of bij Steiner een daad pas goed en onzelfzuchtig is als men er zelf geen voldoening in vindt. En van de uitspraak ‘het komt slechts in zoverre in de onsterfelijkheid over als daarbij onzelfzuchtigheid is’ begrijp ik ook weinig of niets.

Egoïsme en zelfvervolmaking: Een juiste en goede weg

Ook het nastreven van de hoogste kennis is een egoïstisch en niet een onbaatzuchtig streven. U weet ook, dat dit niet het hoogste doel is. Maar er is een mooi spreekwoord dat deze situatie kenschetst: Wanneer de roos zichzelf siert, siert ze ook de tuin. De omweg over dit egoïsme is dus een ernstige en goede, en degenen die hem gaan, kunnen fatsoenlijke en echte leden van de antroposofische beweging zijn. Met recht streven zij hun eigen vervolmaking na, omdat de mens pas dan een nuttig en waardevol lid van de samenleving zal kunnen zijn, als hij zich zelf volmaakter heeft gemaakt. Wat kan immers de onvolmaakte zijn medemensen ten goede komen; wat kan degene van voordeel zijn, die maar weinig in het leven begrijpt? Pas wanneer men kan binnen zien in de menselijke harten en zielen, als men in staat is de grote wereldraadsels enigermate voor zich op te lossen, kan men ingrijpen in de menselijke bedrijvigheid; dan kan men pas op de juiste wijze voor de medemensen en voor de wereld wat doen. Daarom is het zichzelf vervolmaken, het zichzelf ontwikkelen door spirituele inzichten, een juiste en goede weg. Niemand kan het verwijt gemaakt worden, dat hij egoïstisch is, als hij de weg naar zelfvervolmaking zoekt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 264 – Zur Geschichte und aus den Inhalten der ersten Abteilung der Esoterischen Schule 1904 – 1914 (bladzijde 357-358)