De oorlog van allen tegen allen

We gaan een tijd tegemoet waarin, zoals ik onlangs heb aangegeven, de mensen zullen begrijpen wat het atoom in werkelijkheid is. Het zal worden doorzien dat het atoom niets anders is dan gestolde elektriciteit.  De gedachte zelf bestaat uit dezelfde substantie. 

Men zal inderdaad zo ver komen, nog voor de vijfde cultuurperiode (1413-3573 na Chr.) ten einde loopt, dat men in staat zal zijn op het atoom in te werken. Als men eerst de connectie van de materie tussen de gedachte en het atoom kan begrijpen, dan zal men spoedig  begrijpen hoe men het atoom kan beïnvloeden. En niets zal meer voor bepaalde soorten van uitwerkingen gesloten zijn: Ik zal hier kunnen staan en onopgemerkt op een knop, die ik in mijn broekzak draag, kunnen drukken om een object op een verafgelegen afstand, bijvoorbeeld in Hamburg, op te blazen, zoals u nu al draadloos kunt telegraferen, doordat u hier  een golfbeweging produceert en die op een bepaalde andere plaats tot uitdrukking kunt brengen. Dat zal kunnen optreden in de tijd, wanneer de occulte waarheid dat gedachte en atoom uit dezelfde substantie bestaan, in het praktische leven zal zijn doorgevoerd. 

Het is onmogelijk voor te stellen wat er in zo’n geval zou gebeuren, als de mensheid dan niet tot onbaatzuchtigheid zou zijn gekomen. Alleen door het verwerven van onzelfzuchtigheid zal het mogelijk zijn de mensheid van de rand van de vernietiging  te weerhouden. De ondergang van ons tegenwoordige aardetijdperk zal teweeggebracht worden door het gebrek aan moraliteit. Het Lemurische aardetijdperk is door vuur ten onder gegaan, het Atlantische door water; het onze zal ten onder gaan door de oorlog van allen tegen allen, het kwaad, door de strijd tussen de mensen onder elkaar. De mensen zullen zichzelf in onderlinge gevechten vernietigen. En het troosteloze zal zijn – troostelozer dan andere soorten van ondergang -, dat de mensen zelf de schuld daaraan zullen dragen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende – Berlijn, 25 december 2015 (bladzijde 122-123)

https://www.youtube.com/watch?v=ntLsElbW9Xo

Eerder geplaatst op 30 november 2016  (11 reacties)

Maar weinig daden zijn onbaatzuchtig

De onbaatzuchtige daden zijn de eigenlijk grondleggers (Duits: Begründer) van de onsterfelijkheid: Dit is de reflex van de onbaatzuchtige daden in de buitenwereld. Het hoeven geen zeer grote daden te zijn. Als iemand op onzelfzuchtige wijze iemand een Pfennig schenkt, dan is dat een daad die op dezelfde wijze is op te vatten. Maar het komt slechts in zoverre in de onsterfelijkheid over als daarbij onzelfzuchtigheid is. En maar weinig daden zijn onbaatzuchtig. Als het iemand bijvoorbeeld een gevoel van welbehagen geeft, dan kan die liefdadigheid zeer egoïstisch zijn. Het goeddoen (Duits: Wohltun) ontspringt vaak uit de zelfzuchtige belangen. Als een arme die onder ons leeft met Kerstmis geen vleesgebraad heeft, en ik voel de behoefte hem ook wat te geven, opdat ik me bij mijn eigen vleesgebraad gerechtvaardigd voel, dan is dat toch egoïstisch.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende – Berlijn, 25 december 1904 (bladzijde 119-120)

Eerder geplaatst op 26 januari 2015

Van geen belang

Voor de wereld (Duits: Weltenzusammenhang) is het van geen belang of iets door ons of door een ander mens wordt gedaan. […] Hoe graag heeft ieder mens, dat hij capabel is, dat hij iets kan. Er is een zekere berusting nodig om net zo verheugd te zijn als een ander wat kan. Men zou niet moeten houden van een zaak, omdat men het zelf doet, maar omdat het in de wereld is, onverschillig of het door ons of door anderen gedaan wordt. Deze gedachte leidt ons zeker naar onbaatzuchtigheid, als we deze steeds opnieuw denken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Wenen, 3 november 1912 (bladzijde 66)

Eerder geplaatst op 11 november 2015

De oorlog van allen tegen allen

We gaan een tijd tegemoet waarin, zoals ik onlangs heb aangegeven, de mensen zullen begrijpen wat het atoom in werkelijkheid is. Het zal worden doorzien dat het atoom niets anders is dan gestolde elektriciteit.  De gedachte zelf bestaat uit dezelfde substantie.

Men zal inderdaad zo ver komen, nog voor de vijfde cultuurperiode (1413-3573 na Chr.) ten einde loopt, dat men in staat zal zijn op het atoom in te werken. Als men eerst de connectie van de materie tussen de gedachte en het atoom kan begrijpen, dan zal men spoedig  begrijpen hoe men het atoom kan beïnvloeden. En niets zal meer voor bepaalde soorten van uitwerkingen gesloten zijn: Ik zal hier kunnen staan en onopgemerkt op een knop, die ik in mijn broekzak draag, kunnen drukken om een object op een verafgelegen afstand, bijvoorbeeld in Hamburg, op te blazen, zoals u nu al draadloos kunt telegraferen, doordat u hier  een golfbeweging produceert en die op een bepaalde andere plaats tot uitdrukking kunt brengen. Dat zal kunnen optreden in de tijd, wanneer de occulte waarheid dat gedachte en atoom uit dezelfde substantie bestaan, in het praktische leven zal zijn doorgevoerd.

Het is onmogelijk voor te stellen wat er in zo’n geval zou gebeuren, als de mensheid dan niet tot onbaatzuchtigheid zou zijn gekomen. Alleen door het verwerven van onzelfzuchtigheid zal het mogelijk zijn de mensheid van de rand van de vernietiging  te weerhouden. De ondergang van ons tegenwoordige aardetijdperk zal teweeggebracht worden door het gebrek aan moraliteit. Het Lemurische aardetijdperk is door vuur ten onder gegaan, het Atlantische door water; het onze zal ten onder gaan door de oorlog van allen tegen allen, het kwaad, door de strijd tussen de mensen onder elkaar. De mensen zullen zichzelf in onderlinge gevechten vernietigen. En het troosteloze zal zijn – troostelozer dan andere soorten van ondergang -, dat de mensen zelf de schuld daaraan zullen dragen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 93 – Die Tempellegende und die Goldene Legende – Berlijn, 25 december 1904 (bladzijde 122-123)

Eerder geplaatst op 25 oktober 2015