Geesteswetenschap moet gebaseerd zijn op dezelfde basis als natuurwetenschap 

We leven in het heden in een tijd waarin de menselijke ontwikkeling het noodzakelijk maakt dat de kennis van het geestelijke gebaseerd is op eenzelfde grondslag als dat van de kennis van de uiterlijke natuur drie of vier eeuwen geleden. Geesteswetenschap, zoals het hier bedoeld wordt, voelt zich doordrongen van de impuls om voor de geest en zijn kennis iets soortgelijks te doen, zoals persoonlijkheden als Copernicus, Galileo en Giordano Bruno in hun tijd deden voor de kennis van de uiterlijke natuur. Iedereen die zich door een dergelijke impuls doordrongen voelt, moet het feit onder ogen zien dat in onze tijd de hier bedoelde geestelijke wetenschap weerstanden en vijandigheid ervaart van dezelfde soort als de natuurwetenschappelijke kennis en manier van denken ervaren hebben, en dat deze geesteswetenschappelijke richting even langzaam en met evenveel moeilijkheden in het culturele leven opgenomen wordt als bij de andere, aan haar verwante richting het geval was. 

Om uit te leggen wat vanuit dit oogpunt te zeggen is, moet ik er echter van uitgaan dat de bronnen van onderzoek van het geestelijke leven liggen in een manier van activiteit van de menselijke geest die tegenwoordig nog in brede kringen onbekend of in ieder geval impopulair is. Wat helderziend onderzoek wordt genoemd, is zeer zeker de basis van de spirituele wetenschap waarover ik u vanavond wil spreken. 

Niet alleen doordat vooroordelen op vooroordelen worden te berde gebracht tegen wat helderziend onderzoek kan worden genoemd, brengt men dit helderziend onderzoek in diskrediet. Ze wordt ook in diskrediet gebracht door het feit dat het begrip, de idee van dit helderziende onderzoek veel wordt misbruikt. Daarom wil ik meteen opmerken dat ik beslist niet zal spreken vanuit het gezichtspunt van occulte kennis, zoals het tegenwoordig zo vaak door kwakzalvers wordt aangeprezen, maar over die helderziende, occulte kennis, waarmee ook een mens instemmen kan die vandaag de dag volledig op het standpunt van serieus wetenschappelijk onderzoek staat en die de resultaten van echte wetenschappelijke feiten tot de basis van zijn kennis maakt. 

Met betrekking tot de innerlijke logica, met betrekking tot de manier van denken, ligt de hier bedoelde geesteswetenschap geheel in de lijn van het natuurwetenschappelijke denken. Met betrekking tot het gebied, het veld waarop de geesteswetenschap berust, verschilt het wezenlijk van de natuurwetenschap, want natuurwetenschap heeft betrekking op het uiterlijke zintuiglijke leven, op de fysieke feiten van de omgeving. Geesteswetenschap ligt echter op het gebied dat noodzakelijkerwijs voor de natuurwetenschap verborgen moet blijven, op het gebied van geestelijke ervaringen en geestelijke wezens.

Bron: Rudolf Steiner – GA 154 – Wie  erwirbt  man  sich  Verständnis für  die  geistige  Welt? – Parijs, 26 mei 1914 (bladzijde 105-106)

28f38f8e4ee0480261e86a96dd6a55b2f3e2c8d1

Eerder geplaatst op 4 september 2020  (5 reacties)

Geen tegenstrijdigheid

Ik heb al vaak benadrukt dat er geen tegenstrijdigheid bestaat tussen natuurwetenschappelijk feiten, die terecht worden beweerd, en de geesteswetenschappelijke feiten die hier worden besproken. Dit verhoudt zich hetzelfde als bijvoorbeeld iemand zou zeggen: Hier is een mens, waarom leeft hij?

Dan kan iemand antwoorden: ‘Ik weet waarom hij leeft: hij leeft omdat hij longen heeft en omdat er buiten lucht is.’ Dat is vanzelfsprekend helemaal juist. Maar een andere persoon kan komen en zeggen: ‘Deze mens leeft door een heel andere reden. Hij is veertien dagen geleden in het water gevallen en ik sprong hem achterna aan en trok hem eruit: daarom leeft hij; want als ik er niet achteraan was gesprongen en hem uit het water had getrokken, dan leefde hij vandaag helemaal niet!’ 

Deze bewering is volkomen juist, maar de andere bewering is net zo juist. Dus het is volkomen juist, als iemand met de uiterlijke natuurwetenschap aantoont dat iemand de overgeërfde kenmerken van zijn voorouders in zich draagt; maar als men op zijn karma en andere factoren wijst, is het net zo juist.

Bron: Rudolf Steiner – GA 141 – Das  Leben  zwischen  dem  Tode und  der  neuen  Geburt im  Verhältnis zu  den  kosmischen  Tatsachen – Berlijn, 11 februari 1913 (bladzijde 142-143)

Eerder geplaatst op 30 november 2019  (1 reactie)

Kinderlijke wetenschap

Critici die alleen maar willen bouwen op de natuurwetenschap zeggen vandaag nog dat wat deze geesteswetenschap, die vanuit de antroposofie werkt, te zeggen heeft over ziekte en genezingsprocessen, kinderlijk is. – Nu, dit is heel begrijpelijk voor mensen die alleen maar willen denken en werken vanuit de zintuiglijke wetenschap. Maar het moet toch gezegd worden dat deze mensen geen idee hebben van de ware omstandigheden wanneer ze de dingen ‘kinderlijk’ noemen, en dat wat de wetenschap van de zintuigen anatomisch, pathologisch en therapeutisch voortbrengt, slechts een onderbouw is voor wat de geestelijke waarneming als resultaat geeft voor de geneeskunde. 

En ik wil het niet in een denigrerende zin, maar alleen in relatie tot sommige critici zeggen: Als iets in menig opzicht kinderlijk is, dan is het de medische wetenschap die zich alleen op het fysiek-zintuiglijke wil funderen, waarbij ik niet het kinderlijke wil misprijzen, maar er alleen naar verwijzen hoe het kan worden aangevuld met wat voortkomt uit een geestelijke kennis met betrekking tot de totale mens.

Als u dit bedenkt, zult u inzien hoe men tot in de details moet gaan als men de activiteiten van het etherische, het astrale organisme en het Ik van de mens in het fysieke leven wil doorzien.

Bron: Rudolf Steiner – GA 215 – Die Philosophie, Kosmologie und Religion in der Anthroposophie – Dornach, 15 september 1922 (bladzijde 170)

rudolf-steiner-portrait

Eerder geplaatst op  11 juni 2019

Natuurwetenschap / Geesteswetenschap

De  occulte  wetenschap  wil  de  onderzoeksmethode en onderzoekshouding van de natuurwetenschap, die zich op haar eigen gebied aan de samenhang en het verloop van zintuiglijke  feiten houdt, van deze bijzondere toepassing losmaken, echter de logische en andere karakteristieken ervan behouden. Ze wil over het niet-zintuiglijke op dezelfde wijze spreken als de natuurwetenschap over het zintuiglijke spreekt. Terwijl de natuurwetenschap zich met deze onderzoeks- en denkwijze tot het zintuiglijke gebied beperkt, wil de occulte wetenschap de activiteit die de ziel bij het onderzoek van de natuur ontplooit, als een soort zelfopvoeding van de ziel beschouwen en het resultaat ervan op niet-zintuiglijk gebied toepassen. Ze wil zo te werk gaan dat ze weliswaar niet over de zintuiglijke verschijnselen als zodanig, maar over de niet-zintuiglijke aspecten van de wereld  op dezelfde wijze spreekt  als  de  natuuronderzoeker  over  de  zintuiglijke. Ze  houdt vast aan de innerlijke instelling van de natuurwetenschappelijke werkwijze, dus precies aan dat waardoor natuuronderzoek pas wetenschap wordt. De occulte wetenschap mag zichzelf daarom als wetenschap betitelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS (bladzijde 36)

Nederlandstalige bron: De wetenschap van de geheimen der ziel / Herkomst en bestemming van de mens (blz. 13-14)

Vertaald door Wijnand Mees

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten

© 1998 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen

Tweede druk 2004 / Derde druk 2011 / Vierde druk 2019

Wetenschap-van-de-geheimen-der-ziel

Dit citaat is eerder geplaatst in de vertaling van F. Wilmar op 1 april 2018  (3 reacties)

Destijds scheen de publicatie van dit boek mij een waagstuk

Destijds (1909) scheen de publicatie van dit boek (Die Geheimwissenschaft im Umriss) mij een waagstuk. Want ik wist immers, dat juist diegenen de vereiste onbevangenheid niet kunnen opbrengen, die de natuurwetenschap als beroep uitoefenen, en evenmin al die talrijke personen, die in hun oordeel van hen afhankelijk zijn.

Maar voor mijn ziel stond juist dit feit, dat in de tijd, waarin zich het bewustzijn van de mensheid het verst van de wereld van de Geest had verwijderd, de mededelingen uit deze wereld van de Geest in de hoogste mate dringend noodzakelijk waren.

Ik rekende erop, dat er ook mensen bestaan, die de verwijdering van al het geestelijke zo zeer als een levensbelemmering gevoelen, dat zij met een innerlijk verlangen naar mededelingen uit de wereld van de Geest grijpen.

En de volgende jaren hebben dat wel ten volle bevestigd. De ‘Theosophie’ en de ‘Geheimwissenschaft’ hebben als boeken, die bij de lezer een goede wil vooropstellen om op een moeilijke stilering in te gaan, een grote verbreiding gevonden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS – VORREDE ZUR SECHZEHNTEN BIS ZWANZIGSTEN AUFLAGE – Goetheanum, 10 januari 1925 (bladzijde 28)

Deze vertaling is van F. Wilmar

Eerder geplaatst op 14 december 2017 (7 reacties)

525x840-1