Anekdote

Er bestaat een leuke anekdote over hoe de verschillende volkeren natuurlijke historie, laten we zeggen bijvoorbeeld van een kangoeroe, studeren, of bijvoorbeeld van een dier  in Afrika.

De Engelsman maakt een reis naar Afrika – zoals Darwin ooit, om tot de natuurwetenschap te komen, zijn wereldreizen gemaakt heeft -, en beschouwt het dier in de omgeving, waar het werkelijk leeft. Dan kan hij zien hoe het leeft, hoe zijn natuurlijke omstandigheden zijn.

De Fransman brengt het dier vanuit de wildernis in de dierentuin. Hij bestudeert het in de dierentuin; hij beschouwt het dier niet in zijn natuurlijke omgeving, maar in de dierentuin.

Maar de Duitser, wat doet die dan? Die bemoeit zich helemaal niet met het dier, hoe het eruit ziet, maar hij gaat in zijn studeerkamer zitten en begint na te denken. Het Ding an sich interesseert hem niet – in lijn met de Kantiaanse filosofie, zoals ik u onlangs verteld heb -, maar alleen wat in zijn hoofd is. Dan denkt hij er iets over uit. En nadat hij er lang genoeg over nagedacht heeft, zegt hij iets. Maar dat komt niet met de werkelijkheid overeen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 353 – Die Geschichte der Menschheit und die Weltanschauungen der Kulturvölker – Dornach, 20 mei 1924 (bladzijde 273)

Rudolf Steiner – Alle gepraat over de grenzen van de menselijke kennis is onzin

Alle gepraat over de grenzen van de menselijke kennis is onzin. Men zou moeten vragen: Kan de mens zich niet tot een hogere trap van kennis verheffen? Is dat misschien niet werkelijkheid, wat men ogen van de geest en oren van de geest noemt? Er zijn altijd mensen geweest die bepaalde sluimerende vermogens ontwikkelden en die daardoor meer kunnen zien dan anderen. Hun verklaringen moeten evenzeer gelden als de verklaringen van degenen die door de microscoop kijken. Hoevelen hebben gezien wat de natuurlijke historie over de schepping leert? Ik zou u willen vragen, hoeveel mensen hebben dat gezien, waarover ze praten? Hoevelen hebben bijvoorbeeld werkelijk bewijzen voor de ontwikkeling van de menselijke kiem? Als ze dat zouden nagaan, dan zouden ze zien wat dat voor een geloof is, dat hen domineert. En als het een gerechtvaardigd geloof is, dan is datgene wat op de verklaringen van de ingewijden, van de geïnitieerden steunt, die vanuit hun spirituele ervaringen spreken, een eveneens gerechtvaardigd geloof.

Bron: GA 054 – Hamburg 17 november 1906 (bladzijde 121-122)