Het leven in de bovenzinnelijke wereld is geen leven in een onwerkelijke droomwereld, maar een leven in een gebied dat het leven in ons zintuiglijk gebied pas verklaarbaar en begrijpelijk maakt. Zoals een gewoon mens, die de wetten van de elektriciteit niet bestudeerd heeft, in een elektrisch aangedreven fabriek binnengaat, daar de wonderbaarlijke motoren en machines ziet en het niet begrijpt, zo begrijpt ook de gewone mens niet de drijvende krachten van de geestelijke wereld.
Het gebrek aan inzicht van de fabrieksbezoeker bestaat zolang als hij de wetten van de elektriciteit niet kent. Zo is de mens ook op geestelijk gebied zonder inzicht, zolang hij de geestelijke wetten niet kent. Er is niets in onze wereld dat niet, waar we ook gaan of staan, van de geestelijke wereld afhankelijk is. Alles wat ons hier omgeeft, is uiterlijke uitdrukking van de geestelijke wereld.
Bron: Rudolf Steiner – GA 054 – Die Welträtsel und die Anthroposophie – Berlijn, 7 december 1905 (bladzijde 222-223)
Eerder geplaatst op 27 maart 2014