Rondom het jaar 5700

Er zal een jaar komen in de fysieke evolutie van de aarde, dit zal ongeveer het jaar 5700 zijn, in dit jaar of rond dit jaar zal de mens, als hij zijn juiste ontwikkeling over de aarde voltooit, niet meer op aarde incarneren in lichamen die afstammen van fysieke ouders. Ik heb het vaker gezegd dat vrouwen in dat tijdperk onvruchtbaar worden. Kinderen zullen dan niet meer geboren worden op de huidige wijze, als de ontwikkeling op de aarde normaal verloopt. 

Over zo’n feit mogen geen misverstanden bestaan. Het volgende zou bijvoorbeeld ook kunnen gebeuren: De ahrimanische krachten, die zeer sterk worden onder invloed van de huidige impulsen, zouden de evolutie van de aarde kunnen verstoren; ze zouden in zekere zin de aardse evolutie tegennatuurlijk kunnen maken. Op deze manier – zeer zeker niet voor het welzijn van de mensheid – zou de mensheid na deze jaren in het 6e millennium in hetzelfde fysieke leven kunnen worden behouden. Ze zou alleen zeer sterk verdierlijken; maar ze zou in dit fysieke leven kunnen worden bewaard. Dit is een van de pogingen van de Ahrimanische machten om de mensheid langer aan de aarde gebonden te houden, om haar van haar normale ontwikkeling af te brengen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 196 – Geistige und soziale Wandlungen in der Menschheitsentwickelung – Dornach, 18 januari 1920 (blz. 90)

4e9a9ed2-489b-4279-8b1d-eae16c02c228

Misverstanden over de titel

Dat ik dit boek de titel De wetenschap van de geheimen der ziel heb gegeven, heeft onmiddellijk misverstanden opgeroepen. Van verschillende kanten werd gezegd: wat ‘wetenschap’ wil zijn, mag niet ‘geheim’ zijn. Hoe weinig doordacht was een dergelijke kritiek. Alsof iemand die een bepaalde inhoud publiek maakt daarmee geheimzinnig zou willen doen. Het hele boek toont aan dat niets als ‘geheim’ wordt aangeduid, maar juist in zo’n vorm is gebracht dat het even begrijpelijk kan zijn als welke ‘wetenschap’ dan ook. Of wil iemand soms, als hij het woord ‘natuurwetenschap’ gebruikt, daarmee niet aangeven dat het om ‘wetenschap van de natuur’ gaat? Occulte wetenschap speelt zich in zoverre in het geheim af dat ze niet buiten in de natuur wordt waargenomen, maar daar waar de ziel zich op oriënteert wanneer zij haar kern op de geest richt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS (blz. 29)

Nederlandstalige bron: De wetenschap van de geheimen der ziel / (blz. 343)

Vertaald door Wijnand Mees

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten

© 1998 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen

Tweede druk 2004 / Derde druk 2011 / Vierde druk 2019

Wetenschap-van-de-geheimen-der-ziel

Wat men ervaart, bewijst men niet, maar wat men niet ervaart, dat bewijst men

In de twaalfde eeuw bedenkt Anselmus, de aartsbisschop van Canterbury het zogenaamde godsbewijs; dat wil zeggen: deze man voelde zich geroepen de godheid te “bewijzen”. Wat bewijst men dan op zo’n manier? Dat wat men weet of dat wat men niet weet? Als bijvoorbeeld in mijn tuin gestolen wordt en ik kan vanuit het raam de dief zien, hoe hij het feit van de diefstal pleegt, dan heb ik het niet nodig om te bewijzen, dat het deze mens was die gestolen heeft. Ik probeer het alleen dan te bewijzen als ik hem niet ken.

Het feit dat men probeert God te bewijzen is er een bewijs voor dat men hem niet meer kent, niet meer ervaart. Want wat men ervaart, bewijst men niet, maar wat men niet ervaart, dat bewijst men. En zo ging het met het gebrek aan begrip eigenlijk steeds verder en verder, en vandaag de dag staan we in dit opzicht op een merkwaardig punt.

Vaak is ook op deze plaats naar voren gebracht welke oneindige misverstanden zich in de laatste eeuwen hebben opgestapeld tegenover het begrijpen van het Mysterie van Golgotha, wat de Christus Jezus is. Tot aan het huidige tijdperk, waar zelfs van theologische kant de Christus Jezus niet alleen gedegradeerd, gereduceerd is tot een wel uitzonderlijke leraar, maar zelfs ook van theologische kant in zijn existentie volledig verloochend wordt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 148 – Aus der Akasha-Forschung/Das Fünfte Evangelium – Berlijn, 21 oktober 1913 (bladzijde 113)

Eerder geplaatst op 16 augustus 2017  (1 reactie)

Can you prove it? Word abstract in wood type.

De Bijbel en reïncarnatie

Ik zal me er nu niet mee bezighouden misverstanden te weerleggen, die gemakkelijk weerlegd zouden kunnen worden. Ik wil alleen nog over die ene tegenwerping spreken, dat bijvoorbeeld heel gemakkelijk gezegd zou kunnen worden: Ja, hoe verklaar je het dat men in de bijbel niets vindt over reïncarnatie? Het zou kunnen zijn dat iemand zegt: Hij kan niet aan herhaalde aardelevens geloven om de eenvoudige reden dat naar zijn overtuiging er een tegenspraak is tussen het aannemen van deze herhaalde aardelevens, waartoe ook bijvoorbeeld geesten als Lessing zich bekend hebben, en wat in de Bijbel staat.

Nu, reïncarnatie zal worden erkend als een wetenschappelijk, een geesteswetenschappelijk feit, en over de verhouding van een dergelijk feit, dat eens gevonden moest worden, tot de Bijbel zal men kunnen leren op de volgende wijze te denken. Zou iemand het voor mogelijk kunnen houden dat iemand zou zeggen dat hij niet gelooft dat Amerika bestaat, omdat in de Bijbel niet staat dat Amerika bestaat? Of gelooft iemand dat men op een of andere wijze afbreuk zou doen aan de Bijbel, als men zegt: Ik vind het volkomen met mijn Bijbelverering in overeenstemming dat Amerika bestaat, ondanks dat het niet in de Bijbel wordt gevonden?

Of staat er in de Bijbel iets over dat het copernicaanse wereldbeeld juist is? Er zijn mensen geweest die om deze reden de copernicaanse wereldbeschouwing als iets fouts, als iets verbodens hebben aangezien. Vandaag de dag zal er niemand zijn, die – op het onderwijsniveau van zijn tijd staand – zou kunnen zeggen dat hij een tegenstrijdigheid vindt tussen de leer van Copernicus en de Bijbel, – hoewel de leer van Copernicus toch niet in de Bijbel staat.

Bron: Rudolf Steiner – GA 35 – PHILOSOPHIE UND ANTHROPOSOPHIE/ GESAMMELTE AUFSÄTZE 1904-1923 – Liestal/Zwitserland, 11 Januari 1916 (bladzijde 204-205)

Eerder geplaatst op 13 augustus 2017  (5 reacties)

db21bf73268843.5c0c523fb7df9-1

Vragen naar zin en betekenis van het leven zouden onbeantwoord moeten blijven, wanneer er geen toegang tot bovenzinnelijke werelden zou zijn  

Wie er aan begint, geesteswetenschappelijke resultaten van zodanige aard te beschrijven, als in dit boek opgetekend zijn, moet er in de eerste plaats rekening mee houden, dat zo iets tegenwoordig in de ruimste kringen als onmogelijk wordt beschouwd. Er worden immers in de volgende uiteenzettingen dingen gezegd, waarvan een denken, dat in onze tijd voor streng doorgaat, beweert, dat ‘zij voor een menselijke intelligentie vermoedelijk nimmer vast te stellen zullen zijn’. – Wie de motieven kent en naar waarde weet te schatten, die menige ernstige persoonlijkheid ertoe voeren, om die onmogelijkheid staande te houden, zou telkens weer opnieuw willen pogen aan te tonen, op welke misverstanden het geloof berust, dat aan het menselijk kenvermogen het binnendringen in de bovenzinnelijke werelden zou zijn ontzegd. […]

Vooreerst zal geen menselijke ziel op den duur bij dieper nadenken voor het feit blind kunnen blijven: dat haar gewichtigste vragen naar zin en betekenis van het leven onbeantwoord zouden moeten blijven, wanneer er geen toegang tot bovenzinnelijke werelden zou zijn. Theoretisch kan men voor dit feit de ogen sluiten; de diepten van het zieleleven gaan echter met dit zelfbedrog niet mee. – Wie deze zielediepten niet beluisteren wil, zal uiteraard tegenover uiteenzettingen over bovenzinnelijke gebieden een afwijzende houding aannemen. Maar er zijn nu eenmaal mensen, wier aantal waarlijk niet gering is, die onmogelijk doof kunnen blijven voor de stem uit de diepten. Zij moeten steeds aan de poorten kloppen, die volgens de mening der anderen het ‘ondoorgrondelijke’ afsluiten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 13 – DIE GEHEIMWISSENSCHAFT IM UMRISS – Vorbemerkungen zur vierten Auflage [1913] – bladzijde 16

Deze vertaling is van F. Wilmar

Eerder geplaatst op 23 juli 2016  (5 reacties)