Hoe dieren ons zien

Als dieren konden spreken, zouden ze alleen over zichtbare rijken spreken; het mineralen-, planten- en dierenrijk; ze zouden zichzelf als het hoogste zichtbare rijk beschouwen. Dat dieren de mens zien zoals de mensen de andere mensen zien, is slechts een vooroordeel. Voor dieren zijn wij mensen werkelijk van een bovenzinnelijk, schimachtig (gespensterhaften) bestaan;

en als de dieren alleen maar zulke waarnemingen hadden als wij ze hebben, zouden ze de mensen niet zien, maar ze zouden voor hen net zo onzichtbaar zijn als het rijk van engelen voor mensen. Alleen omdat ze een bepaald soort droomachtige helderziendheid hebben, zien de dieren de mens als een geest, als een bovennatuurlijk wezen. Van het beeld dat een dier van mensen heeft, kan de mens zich niet onmiddellijk een voorstelling maken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 159 – Das  Geheimnis  des  Todes – Praag, 13 mei 1915 (blz. 204-205)

Gezellige-dieren-groep-1