Afgedwaald

In feite ligt de basis van het moreel juiste, de basis van het goede op de bodem van de menselijke zielennatuur, en eigenlijk is de mens pas in de loop van de evolutie, in zijn weg van incarnatie naar incarnatie, afgedwaald van de oorspronkelijke, men zou willen zeggen, instinctief goede aanleg en daardoor is het kwaad, het onjuiste, het immorele in de mensheid gekomen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 155 – THEOSOPHISCHE MORAL – Norrköping, 30 mei  1912 (bladzijde 107)

De oorspronkelijke goedheid van de mens

Overal is de verbetering van een mens erin gelegen dat we zijn geestelijke dwalingen en fouten wegnemen (Duits: geistige Verirrung wegschaffen). En wat is daarvoor nodig? Vat u nu wat ik u verteld heb in een basisgevoel samen. Laat de feiten spreken, laat uw gevoelens en gemoed spreken en probeert u dit in een fundamenteel gevoel samen te vatten, dan zult u uzelf zeggen: Wat heeft de mens nodig in zijn gedrag tegenover mensen? Dat is dat hij geloof heeft aan de oorspronkelijke goedheid van de mensen en van iedere menselijke natuur! Dat is het eerste dat we moeten zeggen als we in woorden over moraal willen spreken, dat het onmetelijk goed is wat in de basis in de menselijke natuur  aanwezig is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 155 – THEOSOPHISCHE MORAL – Norrköping, 29 mei 1912 (bladzijde 102-103)

Iets doen en iets niet doen – Over de tien geboden  

In feite zijn de tien geboden toch nog de belangrijkste van onze wetten. De tien geboden zijn, als we er nader op ingaan, op een zeer bijzondere wijze opgebouwd. Van de tien zijn er slechts drie zo opgesteld, dat het wil zeggen: Je zult iets doen. – De andere zeven zijn zo opgesteld, dat men zegt: Je zult iets niet doen. Daaruit blijkt dat de wereldmachten veel meer noodzaak zien om de mensen morele wetten te geven, die zeggen: Je zult iets niet doen -, dan wetten die zeggen: Je zult iets doen. – Want wat geboden wordt niet te doen, verhoudt zich tot wat geboden wordt te doen, als zeven tot drie. We kunnen dus zeggen: De moraliteit moet in het algemeen in de menselijke natuur zo werken, dat zij in het bijzonder van het standpunt uitgaat te zeggen: Je zult iets niet doen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen/Die drei Wege der Seele zu Christus – Zürich, 15 januari 1912 (bladzijde 45)

Eerder geplaatst op 1 augustus 2012

De tegenwoordige kennis beschouwt alleen de buitenkant

Met betrekking tot de menselijke kennis van de tegenwoordige tijd moet men zeggen, dat ze eigenlijk zo verkregen is alsof men een horloge zou willen leren begrijpen, dat men alleen van de buitenkant bekijkt. Men kan leren hoe de tijd wordt aangegeven aan de hand van dit horloge, men kan ook leren kennen of het van goud of zilver is, maar men kan daardoor echter niet horlogemaker worden. Nu, ook datgene wat wij tegenwoordig biologie, fysiologie, anatomie noemen, is toch slechts een beschouwing van de mens van de buitenkant. Een werkelijk doorzien van de menselijke natuur ontstaat pas dan, als de mens naar lichaam, ziel en geest wordt beschouwd. Pas een dergelijke kennis naar lichaam, ziel en geest geeft de mogelijkheid de mensen ook op overeenkomstige wijze te behandelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 303 – Die gesunde Entwickelung des Menschenwesens -Eine Einführung in die anthroposophische Pädagogik und Didaktik – Dornach, 2 januari 1922 (bladzijde 199)

Vivisectie

De vivisectie is voortgekomen uit de materialistische manier van denken, die iedere intuïtie vreemd is, die niet kan kijken naar de geestelijke krachten in het leven (das Getriebe des Lebens). Deze denkwijze moet het lichaam zien als een mechanisch samenspel van de afzonderlijke delen. Dan is het natuurlijk dat men naar dierexperimenten grijpt, waarbij men gelooft dat hetzelfde samenspelen plaatsvindt als bij mensen, om bepaalde pathologische processen te onderscheiden en te bestrijden. Alleen wie niets weet van het werkelijke leven, kan vivisectie bedrijven. Er zal een tijd komen dat de mensen het leven van elk levend wezen in samenhang met het leven van het hele universum zullen doorzien. En dan zullen de mensen eerbied krijgen voor het leven. Dan zullen ze leren inzien: Ieder genomen leven, elk leed, dat een levend wezen wordt toegevoegd, werkt door de samenhang die tussen leven en leven bestaat, tot verlaging (Herabstimmung) van de edelste krachten van onze eigen menselijke natuur.

Bron: Rudolf Steiner – GA 053 – Berlijn 25 mei 1905 (bladzijde 472-473)