Gecompliceerd en groots

In deze wereld, die niet de zintuiglijke is, bereidt de mens, zoals ik al vermeld heb, zijn geestkiem. Ik heb u gezegd, men moet niet geloven dat alle cultuur- en beschavingswerken van de mensen op aarde, hoe gecompliceerd en groots ze ook mogen zijn, aan grootsheid bereiken van wat gedaan wordt tussen de mensen en de wezens van de hogere hiërarchieën, om dit hele wonder van het menselijke fysieke organisme eerst in de geestelijke wereld op te bouwen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 219 – Das Verhältnis der Sternenwelt zum Menschen und des Menschen zur Sternenwelt – Dornach, 26 november 1922 (bladzijde 14)

Eerder geplaatst op 24 juni 2017  (1 reactie)

steiner

Rudolf Steiner – Antroposofie – Moraal – Egoïsme (4)

Wanneer er zich nu in het menselijke organisme een ontstekingsproces vormt, wordt het gehele organisme door koorts doortrokken, het gehele organisme wordt door ziekte gegrepen. Vertalen wij dit naar het aardeorganisme, dan kunnen we zeggen, dat het waar is wat het occultisme beweert: dat als ergens op de aarde een immorele daad wordt begaan, dat voor het totale aardeorganisme hetzelfde is als voor de mensen een kleine etterbult aan het menselijk lichaam, die het gehele organisme ziek maakt. Zodat, als een diefstal op aarde gepleegd wordt, de uitwerking daarvan is dat de gehele aarde een soort koorts oploopt. Dat is niet slechts vergelijkenderwijs gezegd, maar het is diep gefundeerd. Onder alle immoraliteit lijdt het gehele aardeorganisme en wij kunnen als afzonderlijke mens niets immoreels doen zonder dat de gehele aarde mede schade wordt toegebracht. Dat is in wezen een zeer eenvoudige gedachte, maar het is voor de mensen moeilijk te bevatten.

Maar de mensen, die het niet geloven willen, moeten het maar afwachten. Men zou eens moeten proberen zulke gedachten onze cultuur in te prenten, met zulke gedachten te appelleren aan het menselijk hart, het menselijk geweten: Wanneer ergens immorele handelingen worden begaan, dan zijn die voor de gehele aarde een soort etterbuil en maken het aardeorganisme ziek-, en de ervaring zal aantonen, dat in zulke inzichten ontzaglijke morele impulsen liggen.

Men kan nog zo veel moraal prediken, dat zal de mensen niet helpen. Maar zulke inzichten zouden de mensen niet enkel als kennis opnemen, maar zouden, als ze in de cultuurontwikkeling doordringen, als ze al in het kinderlijke gemoed gegoten zouden worden, een enorme morele impuls geven.

Want alle moraalpreken hebben voor het menselijk gemoed toch niets zeer overweldigends, overtuigends. Het is toch zoals Schopenhauer zegt, dat moraal preken gemakkelijk is, maar moraal grondvesten moeilijk.

Wordt vervolgd

Bron: GA 127 – Die Bedeutung der Geistesforschung für das sittliche Handeln – Bielefeld, 6 maart 1911

Rudolf Steiner – Het geloof dat de wereld door denken is ontstaan en zich nog voortdurend daardoor in stand houdt, dat eerst maakt het vruchtbare eigenlijke denken mogelijk.

Men kan nooit de juiste innerlijke verhouding tot het denken krijgen, als men gelooft, dat het denken zich alleen binnen de mens, in zijn hoofd of in zijn ziel afspeelt. Wie dat meent, wordt misleid en zal voortdurend er van afgehouden worden om te zoeken naar een juiste wijze van denken, om de nodige eisen aan zijn denken te stellen.

Wie het juiste standpunt ten opzichte van het denken wil vinden, stelle zich het volgende voor de geest: wanneer ik mij gedachten kan vormen over dingen, wanneer ik door gedachten de dingen doorgronden kan, dan moeten in de dingen eerst gedachten aanwezig zijn. De dingen moeten volgens gedachten opgebouwd zijn. Dan alleen kan ik ook gedachten uit de dingen tevoorschijn halen.

Men moet zich voorstellen, dat het met alle dingen buiten ons in de wereld zo gesteld is als met een klok. De vergelijking van het menselijk organisme met een uurwerk wordt dikwijls gebruikt; maar daarbij wordt meestal het belangrijkste vergeten, namelijk dat er ook een klokkenmaker bestaat, die het uurwerk in elkaar gezet heeft. De klokkenmaker mag men niet vergeten. Door gedachten is het uurwerk ontstaan, de gedachten zijn als het ware in het uurwerk, in het voorwerp uitgevloeid.

Ook alles wat in de natuur voorkomt, de natuurprocessen, moet men zich zo voorstellen. Bij de resultaten van menselijke arbeid springt dat gemakkelijk in het oog. In de natuur daarentegen is dat niet zo gauw te herkennen en toch zijn ook daar geestelijke krachten werkzaam, staan geestelijke wezens op de achtergrond. Wanneer de mens over de dingen nadenkt, dan denkt hij slechts over datgene wat er tevoren ingelegd is. Het geloof dat de wereld door denken is ontstaan en zich nog voortdurend daardoor in stand houdt, dat eerst maakt het vruchtbare eigenlijke denken mogelijk.

Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – PRAKTISCHE AUSBILDUNG DES DENKENS Karlsruhe 18 januari 1909 (bladzijde 259-260)