Definities betekenen niets

Definities betekenen niets. Gewoonlijk ziet men niet, dat iedere definitie onvoldoende bewijskracht heeft. Vooral definities die als wetenschappelijk gelden en er zeer wijs uitzien hebben op een bepaald punt toch een zwakke plek, die herinnert aan die definitie, die in het oude Griekenland eens gegeven werd op de vraag: Wat is de mens? De mens is een wezen op twee benen, dat geen veren heeft. De volgende dag bracht een leerling een geplukte haan mee en zei: Dit is een mens, want het is een wezen met twee benen, dat geen veren heeft. Zo eenvoudig liggen de dingen niet, dat men ze met de gebruikelijke intellectuele activiteit kan handhaven.

Bron: Rudolf Steiner – GA194 – Die Sendung Michaels – Dornach, 14 december 1919 (bladzijde 204)

hier-klopt-iets

Eerder geplaatst op 13 april 2018  (16 reacties)

Mens en machine

Ik heb u er opmerkzaam op gemaakt dat het vijfde na-Atlantische tijdperk (1413-3573) het probleem zal moeten oplossen, hoe menselijke gemoedstoestanden (Duits: Stimmungen), de beweging van menselijke gemoedstoestanden zich in golfbewegingen op machines laten overdragen, hoe de mens in verband gebracht moet worden met een steeds meer mechanisch wordende omgeving. […] 

Deze dingen moeten niet behandeld worden alsof men ze zou moeten bestrijden. Dat is een zeer verkeerde opvatting. Deze dingen zullen niet uitblijven, ze zullen komen.

Het gaat er nu om of in het wereldhistorisch verloop dit in gang gezet wordt door mensen, die met de grote doelen van van de aarde-evolutie vertrouwd zijn en tot heil van de mensen deze dingen ontwikkelen, of dat ze in gang gezet worden door mensengroepen die ze alleen in egoïstische of groepsegoïstische zin gebruiken.

Daar gaat het om. Niet op het wát komt het in dit geval aan, het wát komt zeker; op het hóe komt het aan, hoe men de dingen aanpakt. Want dat het zal gebeuren, ligt simpelweg in de zin van de aarde-ontwikkeling. Het samengaan (Duits: Zusammenschmieden) van het mensenwezen met machines, dat zal voor de rest van de wereldevolutie een groot, belangrijk probleem zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 178 – Individuelle Geistwesen und ihr Wirken in der Seele des Menschen – Dornach, 25 november 1917 (bladzijde 218-219)

2f4f3cfcd345e1992bd1c3cec3ac67e0

Eerder geplaatst op 13 oktober 2017   (3 reacties)

Dit is iets waar altijd veel te weinig rekening mee wordt gehouden

Er is door mij al vaker bij openbare voordrachten op gewezen wat ik u hier nu meer precies zou willen benadrukken. Ziet u, de mensen denken: Oog is oog, orgaan is orgaan, long is long, lever is lever enzovoort. – Dat is echter niet waar. Het menselijk oog is een orgaan dat ook bij het dier aanwezig is als oog, maar het is gemodificeerd doordat bij de mens het Ik er in opgenomen is (Duits: eingegliedert ist). 

Zo is het eveneens bij alle overige organen. En wat plaatsvindt in het orgaan, wat met name echter bij zieke mensen de allergrootste rol speelt, daarvoor is deze doordringing met het Ik belangrijker dan wat bij niet met het Ik doordrongen organen in de dierenwereld optreedt. 

Dat is iets waar altijd veel te weinig rekening mee wordt gehouden en de mensen zijn zo dat ze op dit gebied niet nalaten altijd weer opnieuw te oordelen: Hier heb ik een mes, mes is mes. […] – Ja, maar als het ene mes een tafelmes, het andere een scheermes is, dan is het toch onmogelijk om te stellen dat een mes een mes is. Zo is het eveneens als men zegt: Het menselijk oog en het dierlijk oog verklaart men op dezelfde wijze.  

Het is gewoon een onding om alleen vanuit de uiterlijke verschijning het verklarende principe te willen zoeken, en in het bijzonder leidt het dan tot niets als men op het louter uiterlijke aanzien een studie baseert. Deze studie die men op het dierenwezen baseert, verhindert dan om bepaalde verhoudingen bij de mens ordentelijk te bestuderen, omdat deze nu eenmaal alleen juist voor het zielenoog komen te staan als men zich bewust is: bij de mens zijn juist de aan de buitenkant liggende organen het allermeest van het Ik doordrongen en door het Ik gevormd.

Bron: Rudolf Steiner – GA 312 – Geisteswissenschaft und Medizin – Dornach, 3 april 1920 (bladzijde 269-270)

Eerder geplaatst op 19 november 2016

Definities betekenen niets

Definities betekenen niets. Gewoonlijk ziet men niet, dat iedere definitie onvoldoende bewijskracht heeft. Vooral definities die als wetenschappelijk gelden en er zeer wijs uitzien hebben op een bepaald punt toch een zwakke plek, die herinnert aan die definitie, die in het oude Griekenland eens gegeven werd op de vraag: Wat is de mens? De mens is een wezen op twee benen, dat geen veren heeft. De volgende dag bracht een leerling een geplukte haan mee en zei: Dit is een mens, want het is een wezen met twee benen, dat geen veren heeft.

Bron: Rudolf Steiner – GA194 – Die Sendung Michaels – Dornach, 14 december 1919 (bladzijde 204)

Eerder geplaatst op 23 juni 2013

Verveling

Als u een goede observator van natuurlijke dingen bent, zult u zeker een niet vaak gedane, maar desondanks zich opdringende waarneming kunnen doen, namelijk dat in feite alleen de mens zich vervelen kan. Dieren vervelen zich nooit. En wie denkt dat dieren zich vervelen, is een slechte waarnemer. U kunt zelfs iets merkwaardigs opmerken in het zich vervelen van de mensen. Als u een mens met een eenvoudig, primitief zielenleven beziet, dan vervelen deze zich eigenlijk veel minder dan mensen met een meer gecompliceerd zielenleven in de meer ontwikkelde standen en klassen.

Wie in de wereld rondloopt en in staat is het op te merken, die zal zien hoeveel minder men zich verveelt op het platteland dan in de stad. Dat wil zeggen: U moet natuurlijk niet kijken naar hoe de stadsmensen zich op het platteland vervelen, maar hoe de plattelandsmensen zich op het platteland vervelen, u moet dan kijken naar het psychische leven, hoe het een gevolg is van de meer gecompliceerde ontwikkeling. Dus al bij mensen onderling is er een verschil met betrekking tot het zich vervelen of het zich niet vervelen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 115 – Anthroposophie/Psychosophie/                      Pneumatosophie – Berlijn, 2 november 1910 (bladzijde 141-142)