Der Meister hat es gesagt

Als er verteld wordt dat het in de oude Griekse mysterieschool van Pythagoras een vaste uitdrukking was: ‘De meester heeft het gezegd!’ dan betekende dat nooit: de meester heeft het gezegd, dus geloven we het! – maar het betekende bij zijn leerlingen het volgende: de meester heeft het gezegd, dus is het voor ons een aansporing daarover na te denken; wij zullen zien hoe ver we daar mee komen als we onze krachten in beweging zetten! ‘Geloven’ hoeft niet altijd een blind geloof, voortkomende uit een zelfvernietigingsdrang, te zijn . Wie in vertrouwen van iemand mededelingen uit het geestesonderzoek opneemt, hoeft dat niet met een blind geloof te doen; hij kan bijvoorbeeld erachter gekomen zijn dat de mens, die zoiets zegt, de dingen ernstig neemt, dat hij de mededelingen in nauwgezet logische vormen brengt, dat hij op andere gebieden, die de gelovige in staat is na te gaan, logisch is en geen domme onzin kletst.

Daardoor kan de leerling juist door de inachtneming van dingen, die hij kan volgen, het gerechtvaardigde geloof hebben dat de betreffende ook, als hij over andere voor de gelovige nog onbekende dingen spreekt, op een even zekere bodem staat.

Bron: Rudolf Steiner – GA 58 – Die Askese und die Krankheit – Berlijn, 11 november 1909 (bladzijde 198)

266px-Kapitolinischer_Pythagoras_adjusted

Pythagoras (ca. 570 v. Chr. – ca. 500 v. Chr.)

Eerder geplaatst op 28 april 2018  (6 reacties)

Der Meister hat es gesagt

Als er verteld wordt dat het in de oude Griekse mysterieschool van Pythagoras een vaste uitdrukking was: ‘De meester heeft het gezegd!’ dan betekende dat nooit: de meester heeft het gezegd, dus geloven we het! – maar het betekende bij zijn leerlingen het volgende: de meester heeft het gezegd, dus is het voor ons een aansporing daarover na te denken; wij zullen zien hoe ver we daar mee komen als we onze krachten in beweging zetten!

‘Geloven’ hoeft niet altijd een blind geloof, voortkomende uit een zelfvernietigingsdrang, te zijn . Wie in vertrouwen van iemand mededelingen uit het geestesonderzoek opneemt, hoeft dat niet met een blind geloof te doen; hij kan bijvoorbeeld erachter gekomen zijn dat de mens, die zoiets zegt, de dingen ernstig neemt, dat hij de mededelingen in nauwgezet logische vormen brengt, dat hij op andere gebieden, die de gelovige in staat is na te gaan, logisch is en geen domme onzin kletst. 

Daardoor kan de leerling juist door de inachtneming van dingen, die hij kan volgen, het gerechtvaardigde geloof hebben dat de betreffende ook, als hij over andere voor de gelovige nog onbekende dingen spreekt, op een even zekere bodem staat.

Bron: Rudolf  Steiner – GA 58 – Die Askese und die Krankheit –  Berlijn, 11 november 1909 (bladzijde 198)

Eerder geplaatst op 15 juli 2013

Slaven van het verleden, meesters van de toekomst

Met betrekking tot karma staat aan de creditzijde alles wat de mens aan goeds, verstandigs, waars en juist gedaan heeft, aan de debetzijde alles wat hij aan slechts en dwaas gedaan heeft. Het staat hem op elk moment vrij om nieuwe posten in het karmische levensboek in te voeren. Daarom moet men nooit geloven dat in het leven een onveranderlijke wet van het lot overheersend zou zijn. De vrijheid wordt niet beïnvloed door de wet van het karma. En daarom moet u bij de karmawet evenzeer aan de toekomst denken als aan het verleden. We dragen in ons de gevolgen van daden in het verleden, en we zijn de slaven van het verleden, maar de meesters van de toekomst. Willen wij die goed vormgeven, dan moeten we zo gunstig mogelijke posten in het levensboek brengen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 99 – Die Theosophie des Rosenkreuzers – München, 31 mei 1907 (bladzijde 78)

Rudolf Steiner – Der Meister hat es gesagt.

Als er verteld wordt, dat het in de oude Griekse mysterieschool van Pythagoras een vaste uitdrukking was: ‘De meester heeft het gezegd!’ dan betekende dat nooit: de meester heeft het gezegd, dus geloven we het! – maar het betekende bij zijn leerlingen het volgende: de meester heeft het gezegd, dus is het voor ons een aansporing daarover na te denken; wij zullen zien hoe ver we daar mee komen als we onze krachten in beweging zetten! ‘Geloven’ hoeft niet altijd een blind geloof te zijn. Wie in vertrouwen van iemand mededelingen uit het geestesonderzoek opneemt, hoeft dat niet met een blind geloof te doen; hij kan bijvoorbeeld erachter gekomen zijn, dat de mens, die zoiets zegt, de dingen ernstig neemt, dat hij de mededelingen in nauwgezet logische vormen brengt, dat hij op ander gebieden, die de gelovige in staat is na te gaan, logisch is en geen domme onzin kletst.

Daardoor kan de leerling juist door de inachtneming van dingen, die hij kan volgen, het gerechtvaardigde geloof hebben, dat de betreffende ook, als hij over andere voor de gelovige nog onbekende dingen spreekt, op een even zekere bodem staat.

Bron: Die Askese und die krankheit  – GA 58 –  Berlijn 11 november 1909

Pythagoras (ca. 572 v.Chr. - ca. 500 v.Chr.)