Karma / Moraal / Egoïsme (2 van 5)

Eigenlijk zou dit een ernstig verwijt zijn, als men zou kunnen zeggen, dat antroposofie de mensen ertoe zou brengen moreel handelen niet uit medegevoel en medelijden te ontwikkelen, maar dat het zou voortkomen uit vrees voor straf. Vragen wij ons nu of zulk een verwijt werkelijk gerechtvaardigd is. Dan moeten wij ons diep, zeer diep met het bovenzinnelijke onderzoek bezighouden, als wij een dergelijk verwijt aan de antroposofie werkelijk grondig weerleggen willen. […]

Een dieper doordringen in wat de antroposofie ons zegt, kan leren dat de mens zo in de mensheid als geheel is geplaatst, dat hij met een immorele handeling niet slechts iets volbrengt dat hem wellicht straf oplevert, maar dat hij met een immorele gedachte, een immorele daad of gezindheid in de ware zin iets onzinnigs volbrengt, iets wat zich niet laat verenigen met een werkelijk gezond denken. Daarmee is veel gezegd. Een onzedelijke handeling stelt niet slechts een daaropvolgende karmische straf in het vooruitzicht, maar is ten diepste een handeling die men in het geheel niet zou moeten begaan.

Nemen we aan, een mens begaat een diefstal. De mens loopt daardoor een karmische straf op. Als men dit vermijden wil, dan steelt men dus niet. Maar de zaak is nog gecompliceerder. Vragen we ons: Wat wil degene, die liegt of steelt? De leugenaar of de dief willen zich een voordeel verschaffen, de leugenaar wil wellicht een onaangename situatie uit de weg ruimen. Zin heeft een dergelijke handeling slechts dan, wanneer men zich werkelijk een voordeel verschaft door leugens of stelen. Zou de mens nu onderkennen dat hij dat in het geheel niet hebben kan, dat hij zich vergist, dat hij integendeel een nadeel veroorzaakt, dan zou hij tegen zichzelf zeggen: het is onzin om aan zulk een handeling ook slechts maar te denken. Als antroposofie steeds meer doordringt in de menselijke beschaving, dan zullen de mensen weten dat het een dwaasheid is, ja, dat het belachelijk is om te geloven dat men zich door leugens of diefstal datgene kan verschaffen, wat men gelooft zich te verschaffen.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 – Die Bedeutung der Geistesforschung für das sittliche Handeln – Bielefeld, 6 maart 1911 (bladzijde 126-127)

rudolf-steiner-austrian-philosopher-social-260nw-1616937607

Eerder geplaatst op 22 mei 2018  (2 reacties)

Boeddha / Christus

Het is nu 1900 en nog eens 500 jaar geleden, dat de grote Boeddha op aarde leefde. De occulte feiten leren ons, dat het nog wel 3000 jaar zal duren, voordat de mensen in grotere getale zo ver gekomen zijn, dat ze uit eigen morele overtuiging, uit eigen hart en ziel het achtvoudige pad, de wijsheidsleer van Boeddha, in zich ten volle kunnen ontwikkelen. De Boeddha moest eerst er zijn en vandaar ging de kracht uit, die de mensen tot ontwikkeling van de wijsheid van het achtvoudige pad zal voeren; dan is het hun geestelijk eigendom geworden – dit duurt dus nog ongeveer 3000 jaar. De mensen zullen zelf op deze leer komen; ze zullen deze niet van buitenaf hoeven op te nemen. Ze kunnen dan zeggen, dat dit achtvoudige pad uit hen zelf te voorschijn komt als de leer van medelijden en liefde.

Als er niets verder gebeurd zou zijn, dan dat Boeddha “het rad der gerechtigheid” had laten rollen, dan zou de mensheid na 3000 jaar ook wel zo ver gekomen zijn, dat ze zelf die leer van medelijden en liefde “kende”; maar het is heel wat anders, ook de kracht te hebben ontvangen om er naar te leven. Dat is het onderscheid: niet alleen maar weten van het bestaan van medelijden en liefde, maar ook dat medelijden en die liefde te ontwikkelen onder leiding van een persoonlijkheid. Dit ging van de Christus uit – Hij goot om zo te zeggen de mensen de liefde in en deze zal geleidelijk groeien. Als de mensen nu aan het einde van hun ontwikkeling gekomen zullen zijn, dan zullen ze als wijsheid bezitten: de inhoud van de leer van medelijden en liefde. Dat hebben ze dan aan Boeddha te danken. Maar tevens zullen ze de liefde vanuit hun Ik naar de mensen kunnen doen uitstromen en dát zal de mensheid aan de Christus te danken hebben.

Bron: Rudolf Steiner – GA 114 – Das Lukas-Evangelium – Bazel, 25 september 1909

Nederlands Het Lukas Evangelie – vertaling A. Goedheer-de Keizer (blz.197-198)

buddha-and-jesus

Eerder geplaatst op 25 december 2013  (3 reacties)

Medelijden/Kennis/Praktijk

Als er een mens op straat ligt met een gebroken been en er omheen staan veertien mensen te kijken met een medelijdend hart maar er is niemand die het been weer kan zetten, dan zijn die alle veertien van minder belang dan de ene persoon die misschien helemaal niet sentimenteel is maar wel in staat een been te zetten en het ook dóet.

Bron: Rudolf Steiner – GA 99 – De theosofie van de Rozenkruisers – München, 22 mei 1907 (bladzijde 18)

ga-naar-uw-arts-kleine-schooljongen-die-de-afrikaanse-man-dokter-komt-nadat-hij-zijn-been-op-straat-had-gebroken-het-verband-159936516 

Eerder geplaatst op 14 februari 2018 (6 reacties)

Over medelijden, liefde en seksualiteit

Elke keer als een gevoel van medelijden of medevreugde in de ziel ontwikkeld is, dan vormt dat een aantrekkingskracht voor de Christusimpuls, en de Christus verbindt zich door medelijden en liefde met de mensenzielen. […]

Met betrekking tot medelijden en liefde zou men bijna van een programma kunnen spreken – als men het in grote lijnen zou willen zeggen -, dat de geesteswetenschap moet vervullen in de toekomst. Het materialisme heeft het tegenwoordig op dit gebied zelfs – wat nooit eerder op de aarde gebeurd is – tot een beschamende wetenschap gebracht. Het ergste, wat gepresteerd wordt tegenwoordig, is het op een hoop gooien (Duits: Zusammenwerfen) van liefde en seksualiteit. […] 

Seksualiteit en liefde hebben helemaal niets met elkaar te maken in hun ware betekenis. Seksualiteit kan met liefde samengaan, maar heeft echter niets van doen met de pure, oorspronkelijke liefde.

Bron: Rudolf Steiner – GA 143 – Erfahrungen des Übersinnlichen, Die drei Wege der Seele zu Christus – Keulen, 8 mei 1912 (bladzijde 184)

Eerder geplaatst op 3 juli 2016 (3 reacties)

Veel soorten medelijden komen uit egoïsme voort

Vaak wordt gezegd dat ook medelijden aan het egoïsme kan ontspringen. Dat is vaak het geval. Veel soorten medelijden komen alleen uit egoïsme voort, omdat men de anderen niet graag ziet lijden. Maar ook dit is noodzakelijk. Voordat mensen een hogere trap bereikt hebben, is het beter dat ze een ander uit egoïstisch medelijden helpen dan helemaal niet. We moeten echter leren een vorm van medelijden te ontwikkelen, die boven het egoïsme staat, die de medemensen helpt, omdat het plicht is om te helpen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 266a – Aus den Inhalten der esoterischen Stunden – Band 1 – Berlin, 15. Mai 1908 (bladzijde 375)

Eerder geplaatst op 14 augustus 2015  (6 reacties)