De geesteswetenschap kent vier toestanden van materie: aarde, water, lucht en vuur of warmte.
Met aarde bedoelen we alles wat vast is; bevroren water of ijs is ook aarde voor de geesteswetenschap.
Water is alles wat vloeibaar is; dus gesmolten ijzer of steen is ook water.
Lucht is alles wat gasvormig is, dus ook waterdamp.
Vuur of warmte is volgens de huidige opvatting van natuurkundigen slechts een eigenschap van de stof, een extreem snelle oscillatie van de kleinste stofdeeltjes. Voor de geesteswetenschap is warmte eveneens een stof, echter alleen veel fijner dan lucht. Wanneer een voorwerp wordt verwarmd, neemt het warmtesubstantie op volgens de geesteswetenschap; als het afkoelt, komt er warmtesubstantie vrij. De warmtesubstantie kan zich naar lucht, lucht naar water, water naar aarde verdichten. Alle stoffen waren er ooit als louter warmtesubstantie. Toen de aarde in de Saturnustoestand was, bestond er alleen warmte.
Bron: Rudolf Steiner – GA 100 – DAS JOHANNES-EVANGELIUM – Bazel, 18 november 1907 (bladzijde 209-210)
Eerder geplaatst op 24 juni 2020 (4 reacties)