Afwisseling in de verschillende incarnaties (2 van 2)

En het kan werkelijk niet vaak genoeg worden gezegd dat het niet genoeg is als antroposofen een offer willen brengen. Sommige mensen offeren graag en veel, maar om offers te brengen die bruikbaar zijn voor de wereld, moet een mens eerst de kracht hebben tot die offers. Voordat een mens zichzelf kan opofferen, moet hij eerst iets zijn, anders is het offer van het ik niet veel waard. In zeker opzicht is het ook een, zij het bedekt, soort egoïsme, een soort gemakzucht, als mensen er niet naar streven zich verder te ontwikkelen, als ze niet verder streven, opdat wat ze tot stand brengen ook iets waardevols is. 

Het zou kunnen lijken alsof wij liefdeloosheid preken, maar ik verzoek u dit niet verkeerd op te vatten. Het is zo dat antroposofen tegenwoordig vaak het verwijt krijgen van de omgeving: ‘Jullie streven ernaar innerlijk beter te worden, jullie ziel te vervolmaken. Jullie worden egoïsten!’ Nu moet worden toegegeven dat er veel grillen, gebreken en illusies kunnen opduiken bij dit streven van de mens naar volmaaktheid. We hoeven onszelf allerminst op de borst te slaan voor wat zich dikwijls onder antroposofen onder de noemer ontwikkeling voordoet. Achter dit streven gaat meestal een grote dosis ongeoorloofd egoïsme schuil. 

Anderzijds moet worden benadrukt dat wij in een tijd leven, in een cultuurperiode, waarin een enorme verspilling plaatsvindt van toegewijde offervaardigheid. Hoewel overal om ons heen ook liefdeloosheid heerst, wordt er tegelijkertijd ontzettend veel liefde en offervaardigheid verspild. Dat moet u niet misverstaan. We moeten ons realiseren dat liefde, wanneer ze in het leven zonder wijsheid en een juiste inschatting van de situatie wordt gehanteerd, volledig aan haar doel voorbij kan schieten en de mensheid zo meer tot schade dan tot nut kan zijn. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 135 Wiederverkörperung und Karma und ihre Bedeutung für die Kultur der Gegenwart – Stuttgart, 21 februari 1912 (blz. 98-99)

Nederlandse uitgave: Werkingen van het karma (blz. 305-306). 

Vertaald door Anton de Rijk en Hans Schenkels met een nawoord van Hans Peter van Manen. 

Stichting Rudolf Steiner Vertalingen. Tweede druk 2004

Afwisseling in de verschillende incarnaties (1 van 2)

Zoals iemand – we hebben dat vaak benadrukt – in de loop van zijn incarnaties van geslacht wisselt, zodat hij in de regel afwisselend man en vrouw is, zo volgt in de regel op een meer gelovige incarnatie een meer verstandelijke, vervolgens weer een meer gelovige, enzovoort. Er zijn natuurlijk uitzonderingen, zoals ook meerdere mannelijke of vrouwelijke incarnaties op elkaar kunnen volgen, maar meestal bevruchten deze dingen elkaar en vullen ze elkaar aan.

Er zijn echter nog andere menselijke krachten die elkaar op deze manier aanvullen, bijvoorbeeld de beide zielsvermogens die we kunnen aanduiden als liefde en innerlijke kracht, waardoor een mens zelfgevoel heeft, innerlijke harmonie, waardoor we in onszelf verankerd zijn en weten wat ons te doen staat in het leven. Ook in dit opzicht zorgt het karma voor een afwisseling in de verschillende incarnaties, zodat een mens in de ene incarnatie meer met een toegewijde liefde voor zijn omgeving wordt uitgerust, met een neiging zichzelf te vergeten en op te gaan in zijn omgeving, terwijl die persoon zich in de volgende incarnatie weer meer geroepen voelt om zich niet in de buitenwereld te verliezen, maar innerlijk sterk te worden, zodat hij zijn kracht gebruikt om zelf verder te komen. Natuurlijk mag dit laatste niet in liefdeloosheid ontaarden, net zomin als het eerste mag ontaarden in een volledig opgeven van het eigen zelf. Deze twee dingen horen dus ook bij elkaar. 

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 135 – Wiederverkörperung und Karma und ihre Bedeutung für die Kultur der Gegenwart – Stuttgart, 21 februari 1912 (blz. 97-98)

Nederlandse uitgave: Werkingen van het karma (blz. 304-305). 

Vertaald door Anton de Rijk en Hans Schenkels met een nawoord van Hans Peter van Manen. 

Stichting Rudolf Steiner Vertalingen. Tweede druk 2004

rudolf-steiner-german-austrian-philosopher-260nw-1663000651

Over pokken en vaccinatie (1 van 2)

Laten we eens aannemen dat een groot aantal mensen zich wegens liefdeloosheid tegenover andere mensen gedrongen zou voelen bepaalde infectiestoffen op te nemen en het slachtoffer te worden van een epidemie. Laten we verder aannemen dat we iets tegen die epidemie zouden kunnen doen. We zouden dan in zo’n geval de uiterlijke lichamelijkheid ervoor behoeden de liefdeloosheid tot uitdrukking te brengen, maar we zouden daarmee nog niet de innerlijke neiging tot liefdeloosheid hebben weggenomen. 

Nu kunnen we ons de zaak echter zo voorstellen dat we, als we het uiterlijke orgaan van de liefdeloosheid wegnemen, de verplichting op ons nemen zodanig op de ziel in te werken dat we de neiging tot liefdeloosheid ook uit de ziel wegnemen. Het orgaan van de liefdeloosheid wordt bij uitstek gedood –in lichamelijke zin –door de pokkeninenting. 

Nu blijkt uit het geesteswetenschappelijk onderzoek bijvoorbeeld het volgende. In een bepaalde cultuurperiode zijn de pokken opgetreden omdat toen de algemene neiging bestond om in verhoogde mate egoïsme, liefdeloosheid te ontwikkelen. Toen traden, ook in het uiterlijke organisme, de pokken op; dat is zo. Wij zijn in de antroposofie nu eenmaal verplicht de waarheid te zeggen.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 120 – Die  Offenbarungen des  Karma – Hamburg, 25 mei 1910 (blz. 169-170)

Nederlandse uitgave: Werkingen van het karma (blz. 178). Vertaald door Anton de Rijk en Hans Schenkels met een nawoord van Hans Peter van Manen. 

Stichting Rudolf Steiner Vertalingen. Tweede druk 2004

9789060385166_front

Het geloof dat alle mensen hen schade of kwaad willen berokkenen, zal het meeste bij egoïstische naturen ontstaan  

Wie door het leven gaat en zijn blik een weinig helderziende heeft laten maken door de spirituele wetenschap, die zal altijd zien – vanzelfsprekend zijn er redenen om over liefdeloosheid te klagen, maar niettemin zal men zien -, dat het meeste over liefdeloosheid wordt geklaagd door degenen, die eigenlijk egoïsten zijn; en het geloof dat alle mensen hen schade of kwaad willen berokkenen, zal het meeste bij egoïstische naturen ontstaan, terwijl naturen die van zichzelf liefdevol en in staat tot liefde zijn, niet gemakkelijk tot het geloof komen dat ze vervolgd worden, dat men hen alle mogelijke kwaad wil doen enzovoort.

 Bron: Rudolf Steiner – GA 275 – Kunst im Lichte der Mysterienweisheit – Dornach, 3 januari 1915 (bladzijde 143-144)

Eerder geplaatst op 12 februari 2015

Weerzinwekkende gestalten

Niets is zo storend, niets is zo werkelijk verbitterend en erg te beleven, als dat wat men de geestelijke werelden binnendraagt als de gevolgen van liefdeloosheid en van gebrek aan medegevoel, die men in de fysieke wereld ontwikkelt. Men voelt zich zeer verontrust, als men door de helderziende ziel in de geestelijke wereld komt, door alles wat men aan liefdeloosheden, aan zelfzucht in de fysiek-zintuiglijke wereld ontwikkelt.

Want als men de drempel van de geestelijke wereld overtreedt, dan onthult zich alles wat men zo binnendraagt aan verborgen, in de diepten van de ziel woedend egoïsme dat de mensen hebben. […]

Wat men zo brengt in de hogere werelden aan liefdeloosheid, aan gebrek aan mededogen, verandert in lelijke, vaak gruwelijke gestalten, die men beleeft als men de geestelijke werelden binnentreedt. Deze gestalten zijn werkelijk zeer verontrustend, zeer weerzinwekkend voor de ziel.

 Bron: Rudolf Steiner – GA 147 – Die Geheimnisse der Schwelle – München, 31 augustus 1913 (bladzijde 143)

Eerder geplaatst op 20 december 2014