Komt het vandaag niet, dan morgen wel

Een geestelijke leerling kan ieder mens worden, omdat in iedere mensenziel het vermogen (Duits: Ahnungsvermögen) ligt om de waarheid te ontsluiten. Tot de meest onwetende zou de geestelijke ziener begrijpelijk moeten spreken. En degenen aan wie hij naar de graad van hun begrip niet een honderdste van de waarheid kan zeggen, zegt hij een duizendste. Vandaag erkennen ze het duizendste deel en morgen zullen ze het honderdste erkennen.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – LUCIFER- GNOSIS – 1903 (bladzijde 35)

Eerder geplaatst op 27 december 2014

De leerling is soms wijzer dan de onderwijzer

Men heeft als onderwijzer de meest verschillende individualiteiten voor zich, en men moet niet met het gevoel in de klas staan: Zoals jij bent, zo moeten allen worden, die jij onderwijst of opvoedt. Dit gevoel mag men geheel niet hebben. Waarom niet? Nu, er zouden, als het geluk met ons is, onder de scholieren die men voor zich heeft, naast heel dommen, drie of vier kinderen met een geniale aanleg kunnen zijn. En u zult mij toch echt wel toegeven, dat men niet enkel genieën tot leraar maken kan en dat het zelfs niet zelden zal voorkomen, dat de leraar niet de genialiteit heeft, die eens degenen zullen hebben, die misschien door hem opgevoed en onderricht moeten worden. Maar de leraar moet niet alleen degenen die zo kunnen worden als hij, maar hij moet ook degenen opvoeden en onderwijzen, die met hun aanleg ver boven hem zouden kunnen uitgroeien. Dat zal men echter alleen kunnen, als men zich als leraar geheel en al afwent om de leerling te willen maken tot wat men zelf is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 306 – Die pädagogische Praxis – Dornach, 20 april 1923 (bladzijde 130-131)

Eerder geplaatst op 3 augustus 2014

Leraar/Leerling

Wie niet het zekere weten in zich draagt dat hij zo nuchter, zo “wetenschappelijk” denken kan als de meest nuchtere astronoom of planten- en dierenonderzoeker, die zou in dingen van het spirituele leven, in bovenzinnelijke inzichten alleen een lerende, geen leraar, mogen zijn. […] Niemand zou leraar moeten willen zijn, die niet het meest nuchtere verstand en de strengste wetenschappelijke discipline uitoefenen kan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – Gesammelte Aufsätze – 1903 (bladzijde 35)

Eerder geplaatst op 26 april 2016

Leraar/Leerling

Wie niet het zekere weten in zich draagt dat hij zo nuchter, zo “wetenschappelijk” denken kan als de meest nuchtere astronoom of planten- en dierenonderzoeker, die zou in dingen van het spirituele leven, in bovenzinnelijke inzichten alleen een lerende, geen leraar, mogen zijn. […] Niemand zou leraar moeten willen zijn, die niet het meest nuchtere verstand en de strengste wetenschappelijke discipline uitoefenen kan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 – Gesammelte Aufsätze – 1903 (bladzijde 35)

Eerder geplaatst op 20 april 2012

De leerling is soms wijzer dan de onderwijzer  

Men heeft als onderwijzer de meest verschillende individualiteiten voor zich, en men moet niet met het gevoel in de klas staan: Zo als jij bent, zo moeten allen worden, die jij onderwijst of opvoedt. Dit gevoel mag men geheel niet hebben. Waarom niet? Nu, er zouden, als het geluk met ons is, onder de scholieren die men voor zich heeft, naast heel dommen, drie of vier kinderen met een geniale aanleg kunnen zijn. En u zult mij toch echt wel toegeven, dat men niet enkel genieën tot leraar maken kan en dat het zelfs niet zelden zal voorkomen, dat de leraar niet de genialiteit heeft, die eens degenen zullen hebben, die misschien door hem opgevoed en onderricht moeten worden. Maar de leraar moet niet alleen degenen die zo kunnen worden als hij, maar hij moet ook degenen opvoeden en onderwijzen, die met hun aanleg ver boven hem zouden kunnen uitgroeien. Dat zal men echter alleen kunnen, als men zich als leraar geheel en al afwent om de leerling te willen maken tot wat men zelf is.

Bron: Rudolf Steiner – GA 306 – Die pädagogische Praxis – Dornach, 20 april 1923 (bladzijde 130-131)

Eerder geplaatst op 28 mei 2012