Dienaar van goede of kwade machten

Zoals we onder bepaalde voorwaarden dienaar van de kwade machten van ziekte en ongeluk kunnen worden, zo kunnen we ook dienaar worden van de geestelijke wezens die gezondheid en groei bevorderen, die in onze wereld bloeiende, levenbrengende krachten uit de geestelijke wereld zenden. Want het is immers een materialistisch bijgeloof, dat de lichamelijke hygiëne, de externe faciliteiten alleen de gezondheid bevorderen.

Alle gebeurtenissen in het fysieke leven worden gedirigeerd door de wezens en machten van hogere werelden, die hun krachten voortdurend de fysieke wereld inzenden, ze binnenstromen, de krachten die in zekere zin vrij werken, op mensen of op andere wezens werken als gezondheidsbevorderende of als voor gezondheid en groei schadelijke wijze.

Leidend met betrekking tot deze processen in gezondheid en ziekte zijn bepaalde geestelijke machten en wezens. Maar de mens wordt in het leven tussen dood en nieuwe geboorte medewerker van deze machten; en we kunnen, als we ons op de juiste wijze daartoe voorbereid hebben, de gelukzaligheid genieten eraan mee te werken om de voor gezondheid en groei heilzame krachten uit de hogere werelden in onze fysieke wereld binnen te laten stromen (Duits: hineinzuträufeln).

Bron: Rudolf Steiner – GA 141 – Das Leben zwischen dem Tode und der neuen Geburt im Verhältnis zu den kosmischen Tatsachen – Berlijn, 4 maart 1913 (bladzijde 162-163)

Geesten van ziekte en dood

Als we met het zienersoog kunnen kijken naar de zielen in hun werkzaamheid tussen dood en nieuwe geboorte, dan zien we – dat is weer iets schokkends voor de ziener – vele zielen die een bepaalde tijd tussen dood en nieuwe geboorte veroordeeld zijn om slaven te worden van de geesten die ziekte en dood brengen in het fysieke leven. Dan zien we dus zielen tussen dood en geboorte, die in het slavenjuk gevangen (Duits: gespannt) zijn van die wij ahrimanische geesten of geesten der hindernissen noemen, dus degenen die op aarde de dood teweegbrengen en die belemmeringen in het leven brengen.

Dat is een hard lot wat de ziener waarneemt bij sommige zielen als ze zich moeten buigen voor het juk van de slavernij. Als men zulke zielen dan terugvolgt tot in het leven dat ze geleid hebben voordat ze door de poort van de dood gegaan zijn, dan vindt men dat de zielen die een bepaalde tijd na de dood de geesten van de weerstand moeten dienen, zich dat door de in het leven ontwikkelde gemakzucht bereid hebben. En de slaven van de geesten van ziekte en dood hebben zich dat bereid doordat ze gewetenloosheid voor de dood ontwikkeld hebben. Daar zien we dus een bepaalde relatie van mensenzielen tot de kwade geesten van ziekte en dood, de boze geesten van de weerstanden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Stuttgart, 20 februari 2013 (bladzijde 215-216)