Moet men zich van alle kritiek onthouden? (5 van 5)

Onder bepaalde omstandigheden brengt men zich het beste vooruit als men in noodzakelijke gevallen van de inachtneming van een regel, waarvan navolging vooruitgang bewerkt, afziet. Is men als opvoeder wellicht voortdurend genoodzaakt door straffen verdriet teweeg te brengen, dan kan men gedurende deze tijd met betrekking tot bovenstaande regel geheel niets doen. Heeft men echter de leerling verbeterd, dan komt deze goede werking ons karma en daardoor toch onze hogere ontwikkeling ten goede. De wetten van het geestelijk leven zijn onverbiddelijk als men er om welke reden dan ook niet aan voldoet. En ze moeten in alle gestrengheid eenvoudig als geestelijke wetten opgesteld worden, of er een mogelijkheid om ze op te volgen bestaat of niet.

Bron: Rudolf Steiner – GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» – juni 1905 (bladzijde 390)

b7853805f586727d4943a4a4707e6b66e352c1b3

Schilderij David Newbatt

Eerder geplaatst op 16 juni 2018

Moet men zich van alle kritiek onthouden? (4 van 5)

Woorden en gedachten die smart teweegbrengen zijn als scherpe pijlen die van ons uitgaan. En aan de punt van de pijl vindt de goddelijke stem een hindernis; hij stuit terug en blijft onmerkbaar. Woorden en gedachten echter die van liefde vervuld zijn, openen zich als bloemenkransen naar buiten, die zacht de andere wezens omsluiten; en bij hen vindt de stem van hogere machten de weg open om tot de wereld door te dringen. Alleen daardoor wordt hij voor ons hoorbaar.

Ten tweede: is men echter genoodzaakt smart te veroorzaken, heeft men misschien zelfs de plicht daartoe als rechter of criticus, dan geldt de wet niet minder. Ook de smart waartoe men gedwongen is, remt de ontwikkeling. Men moet de zaak dan als zijn karma zien. Want als men zich aan die verplichting zou willen onttrekken, om de eigen ontwikkeling te bevorderen, dan zou men uit zelfzucht handelen en daardoor zou men de ontwikkeling in de meeste gevallen meer ophouden dan men ze door het onttrekken aan het veroorzaken van verdriet bevordert.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» – juni 1905 (bladzijde 389-390)

Eerder geplaatst op 15 juni 2018 (1 reactie)

Moet men zich van alle kritiek onthouden? (2 van 5)

Ten eerste is hierop te zeggen, dat de gedragsregels voor de leerling der geestelijke scholing eisen zijn, die overeenstemmen met strenge wetten. En ze zeggen als zodanig alleen iets over de samenhang tussen de vervulling van een overeenkomende eis en het opwaarts stijgen van de leerling. U zult zich van kritiek onthouden, betekent: zoveel als je in gevallen, waarbij de gebeurtenissen tot een berisping, een veroordeling prikkelen, deze prikkel niet volgt, maar zonder alle kritiek aan de verbetering van het schadelijke, slechte enz. werkt, in dezelfde mate kom je vooruit. Onthouding van kritiek betekent volstrekt niet, dat men onverschillig aan het slechte, verkeerde enz. voorbijgaat en alles laat zoals het is. Men moet alleen proberen het slechte in dezelfde mate vanuit zijn oorzaken te begrijpen, zoals men het goede begrijpt. Door het begrijpen van de oorzaken zal men zich zelfs het beste toerusten voor het werken aan de verbetering.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 34 –  GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» –  juni 1905 (bladzijde 389)

Eerder geplaatst op 13 juni 2018

Moet men zich van alle kritiek onthouden? (1 van 5)

Er is de volgende vraag naar voren gebracht: Vaak wordt beweerd dat degene die een scholing in geesteswetenschappelijke zin doormaakt, zich van alle kritiek moet onthouden. Is daarmee ook elke gerechtvaardigde kritiek op werkelijk slechte daden van mensen bedoeld? Is het niet veeleer onze plicht, het schadelijke in onze omgeving of waar we anders invloed uitoefenen kunnen, te elimineren, zodat er wat beters in plaats van het slechte komt? En verzinkt een mens niet in volkomen dadenloosheid, die alles met absolute onverschilligheid beschouwt?

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZU ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» – juni 1905 (bladzijde 388)

matteus-7-3-2

Eerder geplaatst op 12 juni 2018

Wie kent niet de spotters, die zo gaarne treffend kritiek leveren op de tekortkomingen van een ander?

Eigenlijk bestaat er niets ergers dan geen poging te doen om begrip op te brengen voor menselijk voelen, menselijk gewaarworden en menselijk leven. Dit houdt natuurlijk niet in – hierop moet steeds weer de nadruk worden gelegd – dat men aan alle onrecht, dat mogelijk in de wereld geschiedt, kritiekloos kan voorbijgaan. Want dat zou een onrechtvaardigheid betekenen ten opzichte van de wereld. Maar wel houdt het iets anders in: terwijl men er vóór zijn geestelijke ontwikkeling een zeker genoegen in kon scheppen om aanmerkingen te maken op de fouten van een ander, houdt dit genoegen in de loop van de ontwikkeling eigenlijk geheel op. Wie kent niet de spotters, die zo gaarne treffend kritiek leveren op de tekortkomingen van een ander? Niet dat een juist oordeel over menselijke fouten achterwege zou moeten blijven, niet dat onder alle omstandigheden bijvoorbeeld een daad als Erasmus van Rotterdam met zijn boek De Lof der Zotheid afgewezen zou moeten worden. Neen, het kan zeer zeker gerechtvaardigd blijven scherp te zijn ten opzichte van de fouten, die in de wereld geschieden.

Wie echter een ontwikkelingsweg gaat, voelt hoe iedere afkeuring, die hij moet uitspreken of in daden moet omzetten, hem hoe langer hoe meer met smart vervult. En deze smart ten gevolge van het moeten berispen kan een soort barometer worden van de esoterische ontwikkeling. Hoe meer genoegen men er nog in schept de wereld af te keuren of lachwekkend te vinden des te minder is men werkelijk rijp om vorderingen te maken. Allengs moet er een soort gevoel ontstaan, waarmee men de dwaasheden en de fouten van de wereld kan bekijken met een spottende en een betraand oog, met een nat en een droog oog.

Bron: Rudolf Steiner – GA 145 – Welche Bedeutung hat die okkulte Entwicklung des Menschen für seine Hüllen und sein Selbst ? – Den Haag, 24 maart 1913 (bladzijde 97-98)

Vertaling: H. van Boetzelaer-Mazel/Ir. H. de Breij/A. van der Laan-Schepers, overgenomen uit Innerlijke ontwikkeling door antroposofie 

9-240809511.jpg(mediaclass-fancybox-big-img.5a17fc1f47109709397ae88813c748b421ef8e41)

DESIDERIUS ERASMUS

Eerder geplaatst op 11 maart 2018