Nu ik tot dit inzicht gekomen ben, zou ik het liefst mijn leven verder doorbrengen zittend in een stoel (3-slot)  

Dus: zowel voordat als nadat men ingewijd is, bestaat er geen tegenspraak tussen karmische dwang en persoonlijke vrijheid. Voordat men ingewijd is niet, omdat de  mens met zijn gewone bewustzijn binnen het bereik van de vrijheid blijft en de karmische noodwendigheden zich als passend bij zijn natuur, buiten de vrijheid om, voordoen; hij voelt alles aan alsof het zijn eigen natuur is, die hem dat brengt. 

En na de inwijding niet, omdat hij het volkomen eens is met zijn karma en het eenvoudig als verstandig beschouwt om te handelen in overeenstemming met wat zijn karma hem voorschrijft. Net zoals men, als men een huis heeft gebouwd, ook niet zegt dat het de persoonlijke vrijheid beknot als men er in trekt, maar wel: dat was heel verstandig om hier in deze streek dit huis neer te zetten en wees nu maar vrij binnen de muren van dat huis! Zo weet de ingewijde die terugziet in een vorig leven, dat hij juist vrij wordt door zijn karmische opgave te vervullen, dus in het huis te trekken, dat hij zich in een vroeger leven gebouwd heeft.

Op deze wijze heb ik getracht u duidelijk te maken, dat persoonlijke vrijheid en karmische noodzaak in het menselijk leven samen kunnen gaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 235 – Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge – deel 1 – Dornach, 23 februari 1924 (bladzijde 64)

Vertaling: A. Goedheer–de Keizer en H.L. Veltman-Arntzenius

Eerder geplaatst op 14 mei 2015  (1 reactie)

Nu ik tot dit inzicht gekomen ben, zou ik het liefst mijn leven verder doorbrengen zittend in een stoel (1 van 3)  

Wie niet ingewijd is, weet eigenlijk altijd door een zekere innerlijke drang wat hij moet doen – ik zeg hiermee iets, dat u paradoxaal zal voorkomen. De mensen weten immers altijd wat ze moeten doen, ze voelen zich tot het een of het ander gedwongen! Bij degene die ingewijd is, wordt dat toch wel enigszins anders. In het leven doen zich bij allerlei aparte belevenissen zeer merkwaardige vragen voor. Als de mens de neiging voelt om iets te doen, voelt hij zich tegelijk gedwongen om het niet te doen. De donkere drang, die de meeste mensen tot het een of ander brengt, valt weg.

Werkelijk, op een bepaalde trap van ingewijd-zijn zou men tot het inzicht kunnen komen, dat men tot zichzelf zou willen zeggen – als er niet nog iets anders bijkwam – : nu ik tot dit inzicht gekomen ben, zou ik het liefst mijn leven verder doorbrengen zittend in een stoel zonder iéts te doen; ik ben nu veertig jaar en de rest laat me koud: ik heb helemaal geen behoefte meer om het een of ander te doen. Denkt u niet, dat de inwijding niet iets werkelijks is. Het is merkwaardig zoals de mensen vaak denken. Iedereen gelooft, dat als hij gebraden kip eet, dat dat een werkelijkheid is. Van de geesteswetenschap denken de meeste mensen dat het maar een theorie is en als zodanig werkt. Maar ze grijpt in het leven in en wat ik zo even noemde, was zo’n ingrijpen of inwerken in het leven.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 235 – Esoterische Betrachtungen karmischer Zusammenhänge – deel 1 – Dornach, 23 februari 1924 (bladzijde 62-63)

Vertaling: A. Goedheer–de Keizer en H.L. Veltman-Arntzenius

Eerder geplaatst op 12 mei 2015  (2 reacties)

Helderziendheid/Psychische stoornis

De echte inwijding veroorzaakt geen psychische stoornis, maar het voortijdige, plotselinge doorbreken van de astrale wereld in het menselijk organisme kan de waanzin tevoorschijn brengen. Want in de helderziende toestand komt de mens los van zijn fysiek lichaam. Daardoor kunnen gevaren voor het verstand en de hersenen ontstaan bij degenen, bij wie het psychisch evenwicht en de nodige scholing ontbreken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – Kosmogonie – Parijs, 2 juni 1906 (bladzijde 62)

Eerder geplaatst op 16 augustus 2014

Inwijding/Toekomst

Het weten en kunnen dat een mens door de inwijding ten deel valt, zou hij zonder deze eerst in een zeer verre toekomst – na vele incarnaties – langs een geheel andere weg en ook in een heel andere vorm verwerven. Wie in de huidige tijd wordt ingewijd, leert iets kennen wat hij anders veel later, onder geheel andere omstandigheden vernemen zou.

Bron: Rudolf Steiner – GA 10 – Wie erlangt man Erkenntnisse der höheren Welten? (bladzijde 75)

Eerder geplaatst op 26 maart 2012

Zie ook 30 maart 2014

Geest en techniek

Het samenleven met de geestelijke hiërarchieën wordt voor de mensen in hoge mate verzwaard door het steeds meer en meer doortrokken raken van de wereld met de omgeving van de moderne techniek. De mens wordt als het ware weggetrokken uit zijn geestelijk-kosmische samenhang, en wat hij aan krachten zou moeten ontwikkelen om met het geestelijke van de kosmos in verbinding te blijven, wordt afgedempt en ingeperkt in zijn innerlijk. Degene die de eerste stappen van de inwijding al heeft doorgemaakt, merkt daardoor dat alles wat aan mechanisch-machinale dingen in het moderne leven doordringt, zo in de geestelijk-psychische menselijkheid inwerkt, dat het veel in hem doodt, vernietigt. […] Het zou echter het allerverkeerdste zijn, als men nu zou zeggen, dat men zich zou moeten verzetten tegen wat de techniek ons nu eenmaal in het moderne leven gebracht heeft, men zich zou moeten hoeden voor Ahriman, men zich zou moeten terugtrekken van dit moderne leven. Dat zou in zekere zin een spirituele lafheid betekenen. De ware remedie bestaat erin niet de krachten van de hedendaagse zielen te laten verzwakken en zich terug te trekken van het moderne leven, maar de krachten van de ziel sterk te maken zodat het moderne leven kan worden verdragen. Een dappere opstelling tegenover het moderne leven is nodig bij dit wereldkarma, en daarom heeft de geesteswetenschap dit eigenaardige karakter, dat ze van meet af aan inspanningen, min of meer zelfs intensieve inspanningen van de menselijke ziel vereist.

Bron: Rudolf Steiner – GA 275 – Kunst im Lichte der Mysterienweisheit – Dornach, 28 december 1914 (bladzijde 25-26)

Eerder geplaatst op 20 januari 2014

Zie ook: Verleden/Heden/Toekomst