Cultuurtijdperken – (3 – slot)

[…] Om nu deze hele volgende cultuurontwikkeling, waar we op aansturen, te begrijpen, is het goed dat we dieper op de bijzondere kenmerken van onze zielen in de volgende incarnaties ingaan. Tegenwoordig, in ons intellectuele tijdperk, staan voor alle zielen intellect en moraliteit tamelijk naast elkaar. Iemand kan tegenwoordig een heel slim mens zijn en daarbij immoreel, omgekeerd kan men zeer moreel zijn en helemaal niet erg slim. […] 

Nu willen we eens de ontwikkelingsfasen door het vijfde, zesde en zevende na-Atlantische cultuurtijdperk voor onze ziel plaatsen, om te zien, hoe de intellectualiteit, de esthetiek en de moraliteit op onze zielen zullen werken. Terwijl in onze tijd, in het vijfde cultuurtijdperk, ons intellect gehandhaafd kan blijven, ook als we geen welgevallen hebben in moreel handelen, zal dat in het zesde tijdperk heel anders zijn. In het zesde cultuurtijdperk, dus ongeveer vanaf het jaar 3000, zal het immorele verlammend op de intellectualiteit werken. Wie intellectueel is en daarbij immoreel, zal zijn intellect tot een schemertoestand reduceren met de ontwikkeling van de immoraliteit. 

En dit zal steeds meer in de toekomstige evolutie van de mensheid optreden, zodat de mens die niet moreel is, geen intellectualiteit verwerven kan, omdat dit alleen door morele handelingen mogelijk zal zijn. En in de zevende na-Atlantische cultuurperiode zullen er geen mensen zijn, die verstandig kunnen zijn en niet moreel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Milaan, 21 september 1911 (bladzijde 44-45-46)

Eerder gepaatst op 25 augustus 2016 (7 reacties)

Cultuurtijdperken – (3-slot)

[…] Om nu deze hele volgende cultuurontwikkeling, waar we op aansturen, te begrijpen, is het goed dat we nu dieper op de bijzondere kenmerken van onze zielen in de volgende incarnaties ingaan. Tegenwoordig, in ons intellectuele tijdperk, staan voor alle zielen intellect en moraliteit tamelijk naast elkaar. Iemand kan tegenwoordig een heel slim mens zijn en daarbij immoreel, omgekeerd kan men zeer moreel zijn en helemaal niet erg slim. […]

Nu willen we eens de ontwikkelingsfasen door het vijfde, zesde en zevende na-Atlantische cultuurtijdperk voor onze ziel plaatsen, om te zien, hoe de intellectualiteit, de esthetiek en de moraliteit op onze zielen zullen werken. Terwijl in onze tijd, in het vijfde cultuurtijdperk, ons intellect gehandhaafd kan blijven, ook als we geen welgevallen hebben in moreel handelen, zal dat in het zesde tijdperk heel anders zijn. In het zesde cultuurtijdperk, dus ongeveer vanaf het jaar 3000, zal het immorele verlammend op de intellectualiteit werken. Wie intellectueel is en daarbij immoreel, zal zijn intellect tot een schemertoestand reduceren met de ontwikkeling van de immoraliteit. En dit zal steeds meer in de toekomstige evolutie van de mensheid optreden, zodat de mens die niet moreel is, geen intellectualiteit verwerven kan, omdat dit alleen door morele handelingen mogelijk zal zijn. En in de zevende na-Atlantische cultuurperiode zullen er geen mensen zijn, die verstandig kunnen zijn en niet moreel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Milaan, 21 september 1911 (bladzijde 44-45-46)

Eerder geplaatst op 4 juli 2014

Dat zouden de meeste mensen tegenwoordig liever vermijden: hun gezonde mensenverstand gebruiken om de geesteswetenschap te begrijpen

In oude tijden hebben de mensen helderziende openbaringen gehad en ze hebben deze niet begrepen; ze hebben ze pas later leren begrijpen. Tegenwoordig moet de mens eerst begrijpen, moet zijn intellectualiteit inspannen, moet zijn verstand inspannen, en als hij zich inspant door wat in de geesteswetenschap voorhanden is, dan zal de mensheid zich opnieuw ontwikkelen tot het helderziende opnemen van het bovenzinnelijke. Dat is echter iets dat de meeste mensen tegenwoordig liever nog zouden vermijden: hun gezonde mensenverstand gebruiken om de geesteswetenschap te begrijpen. Zou men het willen vermijden, dan zou men ook willen vermijden überhaupt bovenzinnelijke openbaringen in onze aardse wereld binnen te laten.

Bron: Rudolf Steiner – GA 195 – Weltsilvester und Neujahrsgedanken – Stuttgart, 31 december 1919 (bladzijde 63)

Eerder geplaatst op 4 augustus 2013

Grote tragedie

De mensheid heeft eeuwenlang zijn intellectuele leven ontwikkeld. Dit intellectuele leven heeft de mensheid langzamerhand uit de spiritualiteit (Duits: Geistigkeit) weggevoerd. Het intellect is geest, is zelfs puur geest, maar heeft echter niet meer een geestelijke inhoud, maar zoekt als zijn inhoud de uiterlijke natuur, de uiterlijke wereld van de natuur. Dus het verstand is geest, vervuld zich echter met iets dat voor hem niet als geest kan verschijnen. Dat is de grote tragedie, het hedendaagse wereldtreurspel, dat de mens in zichzelf kan blikken en zich moet zeggen: Als ik verstandelijk actief ben, ben ik geestelijk werkzaam, maar tegelijk onmachtig het geestelijke onmiddellijk in deze geest op te nemen. Ik vervul deze geest met het fysiek-zintuiglijke bestaan (Duits: Naturdasein). – Dat versnippert en isoleert de mens. En als men deze versnippering en verlatenheid ook niet toegeven wil, ze is toch in de geestelijke regionen van de menselijke ziel aanwezig, en ze vormt de wortel van alle kwaad en de basis van de tragiek van onze tijd.

Bron: Rudolf Steiner – GA 211 – Das Sonnenmysterium und das Mysterium von Tod und Auferstehung – Wenen 11 juni 1922 (bladzijde 200)