Met betrekking tot het eiwit heeft de wetenschap de laatste tijd een grote blamage doorgemaakt; want het is tot voor 20 jaar geleden overal geleerd, dat de mens per dag minstens 120 gram eiwit moet opnemen om gezond te blijven. En dus heeft men de hele voeding erop ingericht, dat men de voedingsmiddelen heeft voorgeschreven, die men moet eten om de nodige hoeveelheid eiwitten in het lichaam te krijgen. Men heeft dus geloofd, dat 120 gram nodig zijn.
Tegenwoordig is de wetenschap van deze visie helemaal teruggekomen. Ze weet nu dat als de mens zo veel eiwit eet, dat hij dan niet alleen zijn gezondheid niet dient, maar direct zijn ziekzijn dient, omdat het grootste deel van de eiwitten in het menselijke darmstelsel bederft. Zodat het menselijke organisme dus, doordat hij per dag 120 gram eiwit verteert, voortdurend zoiets als rottende eieren in de darmen heeft, die de darminhoud vreselijk verontreinigen en giften uitscheiden, die dan in het organisme, in het lichaam overgaan en niet alleen in het lichaam datgene verwekken, wat dan op latere leeftijd tot de zogenaamde aderverkalking leidt – de meeste aderverkalking komt namelijk van te veel genoten eiwit -, maar wat ook de mensen uiterst licht vatbaar maakt voor alle mogelijke besmettelijke ziekten.
De mens is des te minder aan gevaar voor infectieziekten blootgesteld – natuurlijk, de noodzakelijke hoeveelheid moet hij hebben -, hoe minder hij overvloedig eiwit consumeert. Wie veel eiwit tot zich neemt, krijgt gemakkelijker besmettelijke ziekten zoals difterie, pokken dan een mens die niet zo veel eiwit neemt. Het is zeer eigenaardig dat men tegenwoordig van de kant van de wetenschap leert, dat niet 120 gram eiwit nodig is, maar slechts 20 tot 50 gram. Zo snel is de wetenschap met betrekking tot hun standpunten in twee decennia veranderd.
Bron: Rudolf Steiner – GA 352 – Natur und Mensch in geisteswissenschaft licher Betrachtung – Dornach, 23 januari 1924 (bladzijde 47-48)
Eerder geplaatst op 21 juni 2015