Immoraliteit / Waarheid

Niemand die de gevolgen van immoraliteit werkelijk kent, kan in waarheid immoreel zijn. De reële werkingen van de oorzaken moet men leren. Reeds de kinderen moet men daar op wijzen. Het immorele bestaat alleen maar omdat de mensen geen inzicht hebben, ze weten het niet. Slechts de duisternis van de onwaarheid maakt het immorele mogelijk.

Wat zo gezegd kan worden over de samenhang tussen immoraliteit en onwetendheid mag evenwel geen verstandsweten zijn, het moet wijsheid worden. Het weten alleen doet mee met on-moraal, kan zelfs, als het geraffineerde slimheid wordt, ontaarden tot schurkenstreken, terwijl wijsheid zo zal werken op de menselijke ziel dat van de ziel dan de waarheid, innerlijke moraliteit afstraalt.

Zo zien we dus dat het volstrekt ongegrond is wanneer de mensen die de antroposofie niet echt kennen, zeggen dat ze geen morele impulsen bevat. Antroposofie toont ons wat we in de wereld aanrichten wanneer we immoreel handelen, zij geeft wijsheid waar de moraliteit vanaf straalt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 –  Die Mission der neuen Geistesoffenbarung – Bielefeld, 6 maart 1911  

rudolfsteinerlecture2011_13-2013_08_19-08_19_05-utc

Schilderij David Newbatt

Bewustzijnsschemering en angsttoestanden na de dood

Het behouden van het bewustzijn na de dood hangt af van zeer bepaalde dingen voor de dood. Zo bijvoorbeeld verduistert het bewustzijn zich gemakkelijker bij een mens met een immorele zielsgesteldheid. Het belangrijkste is dus door de dood te gaan met morele krachten, want het morele bewustzijn houdt onze ziel open voor het licht van de hiërarchieën. Het was mij in de laatste tijd mogelijk mensen na de dood te onderzoeken met morele zielenhouding als ook met immorele zielenhouding, en het bleek daarbij steeds weer dat de mensen met een morele zielsinstelling na de dood een bewustzijn verkrijgen dat helder en duidelijk is; de mensen met een immorele zielsinstelling vervallen in een soort donkere bewustzijnsschemering.

Men kan nu weliswaar vragen: Wat schaadt dat, als de mensen na de dood in een soort bewustzijnsslaap komen? Dan hebben ze niets te lijden en vermijden zelfs de gevolgen van hun immoraliteit. – Dat kan men echter niet tegenwerpen om de reden dat deze verduistering van het bewustzijn gepaard gaat met ontzaglijke angsttoestanden, die zich als gevolg van de immoraliteit voordoen. Na de dood is er geen grotere angsttoestand als deze verduistering van het bewustzijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Milaan, 26 oktober 1912 (bladzijde 14)

Eerder geplaatst op 6 april 2015  (15 reacties)

Immoraliteit/Waarheid

Niemand die de gevolgen van immoraliteit werkelijk kent, kan in waarheid immoreel zijn. De reële werkingen van de oorzaken moet men leren. Reeds de kinderen moet men daar op wijzen. Het immorele bestaat alleen maar omdat de mensen geen inzicht hebben, ze weten het niet. Slechts de duisternis van de onwaarheid maakt het immorele mogelijk.

Bron: Rudolf Steiner – GA 127 Die Mission der neuen Geistesoffenbarung – Bielefeld, 6 maart 1911 (bladzijde 135)

Eerder geplaatst op 16 juni 2013

Bewustzijnsschemering en angsttoestanden na de dood

Het behouden van het bewustzijn na de dood hangt af van zeer bepaalde dingen voor de dood. Zo bijvoorbeeld verduistert het bewustzijn zich gemakkelijker bij een mens met een immorele zielsgesteldheid. Het belangrijkste is dus door de dood te gaan met morele krachten, want het morele bewustzijn houdt onze ziel open voor het licht van de hiërarchieën. Het was mij in de laatste tijd mogelijk mensen na de dood te onderzoeken met morele zielenhouding als ook met immorele zielenhouding, en het bleek daarbij steeds weer dat de mensen met een morele zielsinstelling na de dood een bewustzijn verkrijgen dat helder en duidelijk is; de mensen met een immorele zielsinstelling vervallen in een soort donkere bewustzijnsschemering.

Men kan nu weliswaar vragen: Wat schaadt dat, als de mensen na de dood in een soort bewustzijnsslaap komen? Dan hebben ze niets te lijden en vermijden zelfs de gevolgen van hun immoraliteit. – Dat kan men echter niet tegenwerpen om de reden dat deze verduistering van het bewustzijn gepaard gaat met ontzaglijke angsttoestanden, die zich als gevolg van de immoraliteit voordoen. Na de dood is er geen grotere angsttoestand als deze verduistering van het bewustzijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Milaan, 26 oktober 1912 (bladzijde 14)

Eerder geplaatst op 26 juni 2013

Cultuurtijdperken – (3-slot)

[…] Om nu deze hele volgende cultuurontwikkeling, waar we op aansturen, te begrijpen, is het goed dat we nu dieper op de bijzondere kenmerken van onze zielen in de volgende incarnaties ingaan. Tegenwoordig, in ons intellectuele tijdperk, staan voor alle zielen intellect en moraliteit tamelijk naast elkaar. Iemand kan tegenwoordig een heel slim mens zijn en daarbij immoreel, omgekeerd kan men zeer moreel zijn en helemaal niet erg slim. […] Nu willen we eens de ontwikkelingsfasen door het vijfde, zesde en zevende na-atlantische cultuurtijdperk voor onze ziel plaatsen, om te zien, hoe de intellectualiteit, de esthetiek en de moraliteit op onze zielen zullen werken. Terwijl in onze tijd, in het vijfde cultuurtijdperk, ons intellect gehandhaafd kan blijven, ook als we geen welgevallen hebben in moreel handelen, zal dat in het zesde tijdperk heel anders zijn. In het zesde cultuurtijdperk, dus ongeveer vanaf het jaar 3000, zal het immorele verlammend op de intellectualiteit werken. Wie intellectueel is en daarbij immoreel, zal zijn intellect tot een schemertoestand reduceren met de ontwikkeling van de immoraliteit. En dit zal steeds meer in de toekomstige evolutie van de mensheid optreden, zodat de mens die niet moreel is, geen intellectualiteit verwerven kan, omdat dit alleen door morele handelingen mogelijk zal zijn. En in de zevende na-atlantische cultuurperiode zullen er geen mensen zijn, die verstandig kunnen zijn en niet moreel.

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Milaan, 21 september 1911 (bladzijde 44-45-46)