Waarom komt men zo veel ruzie, conflicten, haat tegen? (9 van 10)

Maar, zo wordt tegengeworpen, is dan dit alles bij de antroposofen werkelijk te vinden? Zonder twijfel niet. Het kan er niet om gaan dat deze of gene, die zich antroposoof noemt, een ideaal volgt, maar enkel en alleen of de zaak zelf geschikt is om dit ideaal te bevorderen. Om daarover echter te beslissen moet men zich met de zaak zelf, en niet enkel met wat hier en daar aan het licht komt, bekend maken. Men bevordert het juiste veel meer doordat men het zelf doet dan doordat men het onjuiste bij anderen afkeurt. Dat zal men al snel als een der mooiste vruchten van het antroposofische streven erkennen, dat deze een innerlijke overtuigingskracht heeft, die niet afhankelijk is van de ogenblikkelijke uiterlijke successen. Bij een dergelijke gezindheid zal men snel beseffen, dat als er slechte vruchten voor de dag komen, deze waarschijnlijk ook niet de juiste antroposofie als basis hebben.

Wordt vervolgd 

Bron: Rudolf Steiner – GA 034 – GRUNDLEGENDE AUFSÄTZE ZUR ANTHROPOSOPHIE UND BERICHTE aus den Zeitschriften «Luzifer» und «Lucifer – Gnosis» (bladzijde 179-180)

Eerder geplaatst op 6 juni 2018

Over waarheid en meningen (1 van 5)

Tegenwoordig is de mensheid op een punt gekomen dat niet alleen de zeden en gewoonten individueel zijn, maar zelfs ook de meningen en overtuigingen, en er zijn zelfs al mensen onder ons, die het voor een hoog ideaal aanzien als ieder mens zijn eigen religie zou hebben. Er zweeft zelfs menigeen het idee voor ogen dat er eenmaal een tijd zou moeten zijn, waarin er evenzoveel godsdiensten en waarheden zouden kunnen zijn als mensen.

Wordt vervolgd

Bron: Rudolf Steiner – GA 102 – Das Hereinwirken geistiger Wesenheiten in den Menschen – Berlijn, 1 juni 1908 (bladzijde 193)

 41YyBhqQY+L._SX324_BO1,204,203,200_

Eerder geplaatst op 21 juli 2018

Gemakkelijker gezegd dan gedaan

Het wordt vaak op een enigszins ondoordachte manier benadrukt, dat de mens alleen maar zichzelf hoeft te kennen, te proberen een goed mens te zijn, dan is hij eigenlijk al antroposofisch genoeg. Ja, juist dit geeft ons een diepere kennis, dat het een van de allermoeilijkste dingen in de wereld is om een goed mens te zijn, en dat niets zo zeer voorbereiding nodig heeft als juist dit ideaal, een goed mens te zijn. 

Bron: Rudolf Steiner – GA 130 – Das esoterische Christentum und die geistige Führung der Menschheit – Wenen, 8 februari 1912 (bladzijde 245)

Eerder geplaatst op 11 oktober 2017  (2 reacties)

Een goed mens

Als knaap was Karel bij de welpen.
In ’t honk zei de akela: ‘Kleine krullenkop!’
Hij ruimde altijd al zijn rommel op
en thuis ging hij dan ook nog moeder helpen.

Zo groeit men op tot een rechtschapen man
en wordt getrouwd door een gespierde Lien.
Zij was niet helemaal zijn smaak misschien,
maar och, er kwamen zeven kinders van.

Des zondags liep hij met de kerkenzak.
Des maandags liep hij met de aktetas
en meende lang dat dit het leven was.
Pas na zijn veertigste werd hij wat zwak.

Hij dacht: Ik ben altijd zo goed geweest,
een stille man met stille visgraatpakken.
De braafheid zit op mijn gezicht gebakken,
maar diep vanbinnen voel ik me een beest.

Ik wil eens rumba dansen op mijn hoed
of onze dienstmaagd vatten om de leest.
Haar kussen, ja, dat wil het beest
en alles doen wat men dan doet.

En uit de kerkenzak wilde hij jatten
om het met sloeries te verbrassen
en lekker nooit meer op de kinders passen,
ze laten staan met ongeveegde gatten.

Maar, och, ook daar kon Gods constructie tegen.
Hij wiep het beest in Karel plichten voor.
Lien moest naar bed met een ontstoken oor
en moe had van de week geen AOW gekregen…

En Keesje had weer uit zijn neus gebloed.
‘O, Karel, ga eens gauw de huur betalen.’
Hij wou wel slecht maar kon het niet meer halen.
’t Was gauw te laat. Hij bleef voor eeuwig goed.

Maar op zijn sterfbed heeft hij nog gezeid:
‘Ik was een beest, Lien. Maar ik had geen tijd.’

Simon Carmiggelt (1913-1987)
uit: Fabriekswater (1956)

Idealen die leiden naar verval

Iemand die in de huidige tijd spreekt over het ideaal van rassen en naties en tribale banden, die spreekt over impulsen die leiden naar verval van de mensheid. En als hij met deze zogenaamde idealen gelooft dat hij idealen van vooruitgang voor de mensheid brengt, dan is dat een onwaarheid, omdat niets de mensheid meer in de neergang zal brengen dan wanneer de idealen van ras, volk en bloed zich voortplanten.

Door niets wordt de echte vooruitgang van de mensheid meer belemmerd dan wanneer de uit vroegere eeuwen stammende en door Luciferisch-Ahrimanische machten in stand gehouden propaganda zal heersen als idealen van de volkeren, terwijl het echte ideaal zou moeten worden wat in de puur geestelijke wereld, niet vanuit volk-, ras- of bloedsamenhangen, kan worden gevonden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 177 – Die  spirituellen  Hintergründe der  äußeren  Welt / Der  Sturz  der  Geister  der  Finsternis – Dornach, 26 oktober 1917 (bladzijde 220)

Het materialistische ideaal: Een aards paradijs

Hoewel ook tegenwoordig veel mensen zeggen dat ze in een geestelijke wereld geloven – het blijft een woord; bij veel mensen blijft het alleen maar een woord, een holle klank. In de gewaarwordingen, in de gevoelens, in de onderbewuste impulsen van de mensen zit toch iets anders, zit de neiging materialistisch te denken. Deze neiging, die verleidt de mensen ertoe – hoewel ze zichzelf wijsmaken in iets anders te geloven -, eigenlijk toch alleen in het materiële leven te geloven. 

Ja, wie alleen in het fysieke gebied gelooft, wie niet gelooft nog iets anders in zijn omgeving te hebben dan het fysiek-zintuiglijke, die kan immers geheel niet anders dan als enig ideaal te erkennen, alles op het aardse plan zo in te richten dat dit fysiek-zintuiglijke leven een paradijs wordt, anders zou immers de hele wereld een onzinnigheid zijn. 

Voor de materialisten is er helemaal geen andere mogelijkheid, als hij de wereld niet voor onzin wil houden, dan zich aan de illusie over te geven dat het weliswaar nu nog erg gebrekkig toegaat op het fysieke plan, maar dat men toch toestanden zou kunnen teweegbrengen, die aan deze onvolkomenheid een eind maakt en de volmaaktheid er voor in de plaats zet.

Bron: Rudolf Steiner – GA 177 – Die spirituellen Hintergründe der äußeren Welt – Dornach, 1 oktober 1917 (bladzijde 46-47)

Eerder geplaatst op 31 juli 2016  (9 reacties)