Hoe een helderziende/ingewijde zijn eigen dood ervaart

De eerstvolgende fysieke dood wordt voor hem een heel andere gebeurtenis dan de dood vroeger was. Hij beleeft zijn sterven bewust en legt het fysieke lichaam af zoals we een kledingstuk uitdoen dat versleten is of wellicht door een scheur plotseling onbruikbaar is geworden. Zijn fysieke dood is dan alleen voor de anderen, die hun leven met hem delen en die in hun waarnemingen nog beperkt zijn tot de zintuiglijke wereld, een gebeurtenis van gewicht. Voor hen ‘sterft’ de leerling. Voor hemzelf verandert er niets van betekenis in zijn hele omgeving. De hele bovenzinnelijke wereld die hij nu is binnengegaan, was voor zijn dood al voor hem aanwezig en dezelfde wereld zal ook na zijn dood voor hem aanwezig zijn.

Bron: Rudolf Steiner – GA 10 – De weg tot inzicht in hogere werelden (blz. 152)

Rudolf  Steiner / Werken en voordrachten onder redactie van Frans van Bussel, Michel Gastkemper en  Roel Munniks

Vertaald door Marijke Buursink. Met toelichtingen van Leo de la Houssaye  en Roel Munniks.

Rudolf Steiner / Werken en voordrachten © 1991 Stichting Rudolf Steiner Vertalingen Vierde, herziene druk 2007  / Zevende druk 2021

Duitstalige link GA 10 (blz. 199) 

Eerder geplaatst op 24 april 2018  (4 reacties)

de-weg-tot-inzicht-in-hogere-werelden-steiner-rudolf

Het onderscheid tussen ingewijde en helderziende

Degene die, zonder zelf helderziend te zijn, alles inziet wat de geesteswetenschap te zeggen heeft, is een ingewijde. Wie echter zelf kan binnengaan in deze werelden, die we de onzichtbare noemen, is een helderziende. In vroegere tijden, die nog helemaal niet zo lang achter ons liggen, bestond in de geheime scholen een strikte scheiding tussen helderzienden en ingewijden. Men kon als ingewijde, zonder helderziend te zijn, opstijgen tot de kennis van hogere werelden, als men slechts zijn verstand op de juiste wijze gebruikte.

Aan de andere kant kon iemand helderziende zijn zonder in bijzonder hoge graad ingewijd te zijn. Het zal u wel duidelijk zijn wat wordt bedoeld. Stelt u zich twee mensen voor, een zeer geleerde heer, die al het mogelijke weet wat de natuurkunde en de fysiologie over het licht en de lichtfenomenen te zeggen hebben, maar echter zo slechtziend is dat hij nauwelijks tien centimeter ver kan zien: hij ziet niet veel, is echter ingewijd in de wetten van de werkingen van het licht.

Evenzo kan iemand ingewijd zijn in de bovenzinnelijke wereld en slecht daarin zien. Een ander kan uitstekend zien in de uiterlijke zintuiglijke wereld, maar zo goed als niets weten van wat de geleerde heer weet. Zo kunnen er ook helderzienden zijn bij wie voor hun geestelijke ogen de bovenzinnelijke werelden geopend zijn. Zij kunnen waarnemen in de geestelijke wereld, maar hebben geen wetenschap, geen kennis daarvan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 56 – Die Erkenntnis der Seele und des Geistes – Berlijn, 10 oktober 1907 (bladzijde 26)

Steiner1922

Eerder geplaatst op 8 mei 2017  (5 reacties)

Dat is wat velen zo onaangenaam is

Men kan het niet vaak genoeg benadrukken dat men geen helderziende hoeft te zijn om geesteswetenschap te begrijpen.Vanzelfsprekend moet men ziener zijn om tot de resultaten te komen; maar als die er eenmaal zijn, hoeft men geen helderziende te zijn.

Dit begrijpen van de geesteswetenschap moet aan het eigenlijke waarnemen vooraf gaan. Ook hier is het zo dat men kan zeggen: het is de omgekeerde weg van wat de juiste, in de fysiek-zintuiglijke wereld de juiste is. In de fysiek-zintuiglijke wereld hebben we eerst de juiste waarnemingen, daarna gaan we tot het denkende beschouwen over; we vormen de wetenschappelijke oordelen achteraf. Bij het opstijgen in de geestelijke wereld is het omgekeerd. Daar moeten we eerst de begrippen en voorstellingen ontwikkelen, moeten ons inspannen om ons objectief in de geesteswetenschap in te leven; anders kunnen we nooit zeker zijn dat enigerlei waarneming in de geestelijke wereld door ons op de juiste wijze geïnterpreteerd wordt. Daar moet de wetenschap juist aan het waarnemen voorafgaan. 

En dat is wat velen zo oneindig onaangenaam is: dat ze de geesteswetenschap studeren moeten. Dat zien velen als een onbegrijpelijk voorschrift. Want zij streven ernaar waarnemingen te hebben in de geestelijke wereld. Zeker, die kan men betrekkelijk gemakkelijk hebben; maar om ze juist te duiden, daartoe behoort dat men werkelijk objectief, onzelfzuchtig ingaat op de geesteswetenschap, zich ermee doordringt.

Bron: Rudolf Steiner – GA 161 – Wege der geistigen Erkenntnis und der Erneuerung künstlerischer Weltanschauung – Dornach, 27 maart 1915 (bladzijde 161)

Eerder geplaatst op 16 april 2017  (7 reacties)

De dag zal komen dat goed en kwaad staan geschreven op het gelaat

We kunnen tegenwoordig nog min of meer het goede of het slechte dat in ons is, verbergen. Een dag zal komen dat we het niet meer kunnen, dat dit goede of dit kwade onuitwisbaar op ons voorhoofd geschreven zal zijn, op ons lichaam en zelfs op het aanschijn van de aarde. Dan zal de mensheid in twee rassen uiteenvallen. Zoals we in de huidige tijd rotsen en dieren tegenkomen, zullen we dan wezens van pure slechtheid en lelijkheid tegenkomen.

In onze tijd kan alleen de helderziende de goedheid of de morele lelijkheid lezen in de wezens. Wanneer echter de gelaatstrekken van de mensen uitdrukking van hun karma zullen zijn, zullen de mensen zich vanzelf verdelen, afhankelijk van  de stroming waar ze klaarblijkelijk toe behoren: naar gelang in hen de lagere natuur overwonnen is of dat deze over de geest zal triomferen. Dit onderscheid begint langzamerhand al werkzaam te worden.

Bron: Rudolf Steiner – GA 94 – KOSMOGONIE – Paris, 14 juni 1906 (bladzijde 124)

duivel-engel-klimaatparadox

Eerder geplaatst op 28 februari 2017  (3 reacties)

Men denkt dat als iemand eenmaal helderziende is, dat hij dan alles weet

Op het gebied dat men in de ware zin van het woord occultisme noemt, op dit gebied is het onderzoek zeer moeilijk en gecompliceerd. Nietwaar, het is al zo dat als u iemand die goed gezonde ogen heeft, laten we zeggen naar een landstreek in Zwitserland stuurt en hij gaat dan op een hoge berg staan en hij komt terug, dan zal hij u een beschrijving geven, die met de feiten overeenkomt. Maar u kunt zich heel goed voorstellen dat als hij een tweede keer naar deze streek gaat en weer dezelfde berg opstijgt, misschien wat hoger, dan zal hij wat hij dan ziet vanuit een ander gezichtspunt beschrijven. En men zal door de beschrijving vanuit verschillende gezichtspunten een steeds vollediger, een steeds zuiverder beeld van het berglandschap krijgen. Men gelooft nu dat als iemand eenmaal helderziende is geworden, dat hij dan alles weet. Zo eenvoudig is de zaak niet. Hier, in de geestelijke wereld, gaat het ook altijd om het stuk voor stuk onderzoeken. En ook bij dingen die zorgvuldig zijn onderzocht, vindt men steeds weer nieuwe en nieuwe zaken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 140 – Okkulte Untersuchungen über das Leben zwischen Tod und neuer Geburt – Hannover 18 november 1912 (bladzijde 46)

Eerder geplaatst op 4 mei 2015  (2 reacties)