Meningen en standpunten moet de spirituele zoeker zich afwennen

Een eerste grondbeginsel dat moet worden gewonnen, is de oude, mooie spreuk van de Griekse wijzen: Wie tot de waarheid wil komen, moet de eigen mening niet in acht nemen. […] 

Meningen en standpunten moet de spirituele zoeker zich afwennen. Hij heeft geen mening, omdat alle meningen zijn als beelden, die vanuit verschillende standpunten ontstaan, en die zo verschillend zijn als de mensen die de wereld van de meest verschillende kanten bekijken. Van de ene kant is het beeld vanuit een materialistisch standpunt, van de andere kanten vanuit een spiritueel of een mechanistisch of vitalistisch standpunt. Dat zijn allemaal meningen. 

Ze niet theoretisch te erkennen, maar zo te leven met een wereldbeschouwing dat alle meningen als beelden van verschillende kanten zijn, dat is de innerlijke tolerantie waar het om gaat. Mening en mening moeten zich niet onderling bestrijden. Dan komt er de innerlijke en uiterlijke tolerantie, die we nodig hebben als de mensheid een heilzame toekomst tegemoet wil gaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – Wenen, 23 november 1908 (bladzijde 46-47)

Eerder geplaatst op 30 juli 2015  (1 reactie)

Zie ook: Meningen zijn onbelangrijk

Prediken van mensenliefde

Wanneer men algemene mensenliefde al te vaak als grondbeginsel predikt, wordt het bedenkelijk. Let wel, ik zeg niet zo zeer als grondbeginsel maar als te vaak uitgesproken grondbeginsel. Bepaalde mensen leggen het liefst de nadruk op de goede eigenschappen, die zij zelf het minst bezitten. Wij kunnen vaak bemerken, dat grondbeginselen dáár het meest verkondigd worden, waar zij het sterkst ontbreken.

Bron: Rudolf Steiner – GA 145 – Welche Bedeutung hat die okkulte Entwicklung des Menschen für seine Hüllen (physischen Leib, Ätherleib, Astralleib) und sein Selbst? – Den Haag, 26 maart 1913 (bladzijde 119)

Vertaling: H. van Boetzelaer-Mazel, Ir. H. de Brey, A. van der Laan-Schepers

De serie voordrachten waaruit deze tekst komt is in 1980 als boek uitgegeven met als titel Innerlijke ontwikkeling door antroposofie bij uitgeverij Vrij Geestesleven. Later is het boek bij uitgeverij Pentagon verschenen met als titel Spirituele ontwikkeling.

Eerder geplaatst op 5 maart 2016

Meningen en standpunten moet de spirituele zoeker zich afwennen

Een eerste grondbeginsel, dat moet worden gewonnen, is de oude, mooie spreuk van de Griekse wijzen: Wie tot de waarheid wil komen, moet de eigen mening niet in acht nemen. […] Meningen en standpunten moet de spirituele zoeker zich afwennen. Hij heeft geen mening, omdat alle meningen zijn als beelden, die vanuit verschillende standpunten ontstaan, en die zo verschillend zijn als de mensen die de wereld van de meest verschillende kanten bekijken. Van de ene kant is het beeld vanuit een materialistisch standpunt, van de andere kanten vanuit een spiritueel of een mechanistisch of vitalistisch standpunt. Dat zijn allemaal meningen. Ze niet theoretisch te erkennen, maar zo te leven met een wereldbeschouwing, dat alle meningen als beelden van verschillende kanten zijn, dat is de innerlijke tolerantie waar het om gaat. Mening en mening moeten zich niet onderling bestrijden. Dan komt er de innerlijke en uiterlijke tolerantie, die we nodig hebben als de mensheid een heilzame toekomst tegemoet wil gaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – Wenen, 23 november 1908 (bladzijde 46-47)

Zie ook: Meningen zijn onbelangrijk

Eerder geplaatst op 9 december 2013

Wer zur Wahrheit kommen will, darf der eigenen Meinung nicht achten

Een eerste grondbeginsel, dat moet worden gewonnen, is de oude, mooie spreuk van de Griekse wijzen: Wie tot de waarheid wil komen, moet de eigen mening niet in acht nemen. […] Meningen en standpunten moet de spirituele zoeker zich afwennen. Hij heeft geen mening, omdat alle meningen zijn als beelden, die vanuit verschillende standpunten ontstaan, en die zo verschillend zijn als de mensen die de wereld van de meest verschillende kanten bekijken. Van de ene kant is het beeld vanuit een materialistisch standpunt, van de andere kanten vanuit een spiritueel of een mechanistisch of vitalistisch standpunt. Dat zijn allemaal meningen. Ze niet theoretisch te erkennen, maar zo te leven met een wereldbeschouwing, dat alle meningen als beelden van verschillende kanten zijn, dat is de innerlijke tolerantie waar het om gaat. Mening en mening moeten zich niet onderling bestrijden. Dan komt er de innerlijke en uiterlijke tolerantie, die we nodig hebben als de mensheid een heilzame toekomst tegemoet wil gaan.

Bron: Rudolf Steiner – GA 108 – Die Beantwortung von Welt- und Lebensfragen durch Anthroposophie – Wenen 23 november 1908 (bladzijde 46-47)

Zie ook: Meningen zijn onbelangrijk

Met mooie slagzinnen komen we er niet

Zeker, er zijn vaak mooie grondbeginselen met betrekking tot opvoedkunde naar voren gebracht. Er wordt bijvoorbeeld terecht  opgemerkt: Ja, het onderwijs heeft toch zulke principes als “men moet niets van buitenaf in de kinderen proppen; men moet alles wat men de kinderen wil bijbrengen, uit hun eigen aanleg en capaciteiten naar boven halen.” Zeer juist, een uitstekende basisregel – maar abstract en theoretisch. En zo zien we dat veruit het meeste van onze levenspraktijk in abstracties, in theoretische programma’s is opgesteld. Want wat men nodig heeft om zoiets uit te voeren als het uit de individualiteit halen van wat het kind in zich ontwikkelen moet, daarvoor heeft men werkelijke mensenkennis nodig. Menselijk inzicht, dat tot in alle diepten van de mens gaat. Een zodanige mensenkennis kan echter de wetenschap, die tot op heden in de moderne beschaving voorhanden is, ondanks haar grote triomfen, niet geven.

Bron: Rudolf Steiner – GA 297a – Erziehung zum Leben – Amsterdam 28 februari 1921 (bladzijde 51)